Bijdrage december 2013 - Expertgroep ‘Leefstijlontwikkeling’
Edwin Timmers.
Vooraf. Op de intro van deze site staat een beschrijving van onze opzet. Daarin ook een plan voor het leveren van een bijdrage. Graag jullie aandacht daarvoor.
De expertgroep is nu haast - en ‘voorlopig’- volledig. Nog enkele deelnemers worden verzocht zich te registreren. De potentiële reagerende groep beperkt zich nog tot zes koppels of deelnemers. Een reactie op een bijdrage kan per omgaande worden geleverd of later in de eigen bijdrage. Wat dat betreft graag voor 28 december een reactie op onderstaande stellingen. Mijn reactie op uw kanttekeningen volgt daarna. Een bijdrage of reactie van maximaal ongeveer 800 woorden (exclusief vragen of stellingen) is voldoende.
Aan het begin van de tweede week in januari hopen we een bijdrage te ontvangen van Simone Gerono en Jan Koster.
Waarom zou ik als 55-plusser sporten? Omdat ik een sportvorm (floorbal, klein terreinvoetbal of streetbasketbal) leuk vind om te doen. Het motiveert je. Mits je het samen doet met leeftijd(categorie)-genoten en er op eigen niveau kan worden gepresteerd. Het wordt nog leuker als we zo’n activiteit zelf gaan regelen en ontwikkelen. We hebben er wel een kartrekker bij nodig, een trainer niet. Sportvormen zijn wat ons betreft vereenvoudigde wedstrijdvormen (kleiner veld, minder spelers) die we onderling beoefenen. Sportregels worden op de mogelijkheden van de groep en – eventueel – op die van een enkele speler afgestemd. Het samen ‘beleven’ voert de boventoon, maar we willen ook kunnen leren of verbeteren en een sportvorm - over langere tijd gezien – verder ontwikkelen. Het is een uitdaging om daarvoor samen een manier te vinden en elkaar daarbij te coachen. ‘Goed bewegen’ is ‘optimaal bewegen’ en dat doe je door een ‘matig intensieve inzet’ c.q. een inzet op 75% van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Beleven, leren en ontwikkelen hoort bij dat optimaal belasten. Dat sporten ‘gezond’ kan zijn, is mooi meegenomen. Het belangrijkste is echter het plezier dat een sportvorm je biedt. Sporten na je 55e doe je dus zelfstandig, op maat en optimaal in en met een groep van dezelfde leeftijd(categorie). Deze groep of ‘club’ bestaat uit mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en zij die fysieke beperkingen hebben (inclusief chronische ziekten)’. De groep creëert met z’n allen een veilige, veranderbare en activerende sportomgeving. Ze vormen een ‘club’ die binnen, maar ook buiten een sportvereniging kan bestaan.
Naar aanleiding hiervan … Stelling 1. De bovenstaande beschrijving zou goed kunnen aansluiten bij een invulling voor de 55 tot 75 jarigen. Het bestaande aanbod en beleving in Nederland van nu, is alleen geschikt voor de 75-plusser. Een drastische verandering in mogelijkheden en benadering daarom is gewenst.
Opmerking. Voor een nadere toelichting: zie www.oldaction.nl bij ANDERS SPORTEN en bij TYPERING (Typering van de sportcoördinatie voor 55-plussers).
Op basis van inmiddels 35 locaties waar dat ‘anders’ sporten van de 55-plusser door OLDACTION-coördinatoren – in meer of minder mate – plaatsvindt, constateren we enkele ‘uitdagingen’, die nog wel moeten worden gepraktiseerd. Vandaar….
Stelling 2. Het ‘nieuwe sporten’ van de 55-plusser vereist ervaring van deelnemers en scholing van kartrekkers of coördinatoren. Het is realistisch om te verwachten dat die scholing – op verschillende niveaus - al ‘werkend’ en door zelfontwikkeling, vorm en inhoud is te geven. Elke (nu haast) 55-plusser, met daarvoor eerder getoonde affiniteit, scholing en of beroeps- of vrije tijdervaring, wil - ‘om midden in de samenleving’ te blijven staan - daaraan actief en als vrijwilliger bijdragen.
Opmerking. Zie op www.oldaction.nl bij WERKWIJZE een opzet voor een zelfstudie- of ontwikkelingscursus.
Knelpunten en problemen: de uitdagingen van de 55-plus sport! Het ontwikkelen van de 55-plus sport en sportclubs,
zoals hiervoor beschreven, kent een aantal ‘uitdagingen’ die iets vragen van de
oudere sporter en van de kartrekker/coördinator.
1 De zojuist
beschreven aanpak van de kartrekker vraagt, didactisch gezien, de nodige
ervaring. De nieuwe generatie senioren wil zelfstandig,
samen en in goed onderling overleg hun sport regelen en ontwikkelen. De kartrekker,
als deskundige medesporter, stimuleert dat. Deze kan (1) omgaan met verschillen in niveau, conditie
en in de wijze van sporten (bijvoorbeeld meer prestatief of meer voor de
gezelligheid); (2) zelfstandig een sportvorm leren/verbeteren en ontwikkelen;
(3) een ondersteunende sport- of spelsfeer creëren. Vakleraren
Lichamelijke Opvoeding, ervaren sportleiders of sporttrainers beschikken daar
in verschillende mate over. Het probleemsturend en ‘vragenderwijs’ begeleiden
of coachen, het stimuleren van de groep tot meer samenwerkend leren en
ontwikkelen, staan centraal. Het vinden van dergelijke professionele
beweegbegeleiders voor 55-plussers is een probleem. Al doende ervaren en jezelf
ontwikkelen is mogelijk door de zelfontwikkelingscursus te volgen (zie site www.oldaction.nl bij WERKWIJZE) op verschillende niveaus: van ‘2’ naar
‘5’(HBO-niveau). Het regelmatig voeren van werkoverleg van kartrekkers en
coördinator is aan te bevelen als indirecte manier
van coachen.
2 Het werven van 55-plussers vergt geduld en een zo gericht en persoonlijk
mogelijke manier van benaderen door kartrekkers en coördinator. Binnen kleine
sportverenigingen (tot 300 leden) zijn er te weinig. Van ‘buiten aantrekken’ of
samen met andere sportverenigingen een ‘55+ club’ vormen zijn mogelijkheden. Zo’n
sportclub kan een private club vormen of een onderdeel zijn van een of meer
verenigingen zijn. Een voldoende grote ‘club’
vereist – mede afhankelijk van de activiteit - tien tot twaalf deelnemers. Zeer
waarschijnlijk is een derde per keer afwezig. Het doorbreken van het
sportverenigingsverband is nodig, maar deelnemers en vereniging, kennen dat
fenomeen niet.
3 Deelnemers zijn erg geïnteresseerd in de ‘wijze waarop ze kunnen
deelnemen’. Hoe veilig en verantwoord gebeurt het sporten? Wat betekent
zelfstandig, op maat en optimaal deelnemen? In welke sfeer vindt beleven, leren
en ontwikkelen plaats? Hoe wordt met verschillen in bijvoorbeeld sportniveau,
conditieniveau en sportinteresse omgegaan? Daarover moeten ze – zo mogelijk –
vooraf worden geïnformeerd, bijvoorbeeld via een site.
4 Waar is informatie over clubactiviteiten (sportclubs, studie- of
ontwikkelclubs en culturele clubs (zang, toneel, schaken,…) voor de groep van
nu 55 tot 75 jarigen te vinden? Per gemeente is een site met informatie beschikbaar
met een volledige beschrijving over het lokaal- ‘welke clubs, welke
activiteiten’ en ‘hoe kan worden deelgenomen’ van belang. Verwijs via
publicaties daar regelmatig naar. Verspreid programmabrochures via huisartsen
en fysiotherapeuten.
5 Sportverenigingen proberen hun oudere leden zolang werken vast mee aan het zo
lang mogelijk in veteranenteams te laten deelnemen. Vaak zijn teams die
aan competities deelnemen. Een belemmering bij het veranderen van regels.
Omdat fysieke mogelijkheden afnemen en blessuregevoeligheid toeneemt zijn regelaanpassingen aan de groep en ook steeds meer individueel nodig. Minisportvormen leert de jeugd sporten en ouderen langer op maat en optimaal laten sporten. Dus doe bijvoorbeeld aan vier tegen vier voetbal, floorball, streetbasketbal, minivolleybal, minitennis of doe bij gymnastiek ook aan jongleren, balanceren en zwaaien aan ringen en touwen.
De teams bestaan uit gevorderde spelers en uit mannen of vrouwen. Dat belemmert de toestroom van beginners, het samen sporten van mannen en vrouwen, senioren met sterke verschillen in conditie en van gezonde sporters samen met senioren die fysieke beperkingen kennen, zoals chronisch ziekten.
6 Aan een private club kan iedereen deelnemen en kunnen binnen of – vaker - buiten een sportvereniging bestaan. Ze kunnen gebruik maken van verenigingsaccommodatie en/of materiaal (tegen een bepaalde huurprijs?). Zo kan tafeltennis in een kantine van een voetbalvereniging plaatsvinden en de deelnemers zijn toch geen lid van die vereniging. Als een 55-plus club binnen een sportvereniging bestaat, zijn contributieaanpassingen nodig. Drie euro per wekelijkse deelname is een redelijk richtbedrag. Veiligheid speelt een belangrijke rol. Is er EHBSO-materiaal en – zo mogelijk – reanimatie-apparatuur in de buurt? Nemen de deelnemers hun eigen verantwoordelijkheid door zelf aansprakelijk te willen zijn? Ondertekenen ze een verklaring?
7 De aard van de sportvorm of activiteit bepaalt al wie er interesse heeft. Is golven of het doen aan vechtsporten een mogelijkheid, dan komen daar verschillende mensen op af. Het is daarom van belang de 55-plus samenstelling van een lokale (kleine gemeente) of wijkbevolking (grote gemeente), te kennen. Milieu, afkomst, opleiding en aard van het uitgeoefende beroep beïnvloedt onder andere sportinteresses. In de presentatie is het daarom van belang dat de ‘gelijkwaardige’ inbreng van iedereen in de ‘club’ wordt benadrukt. Het devies is: ‘We kunnen allemaal (steeds) iets van elkaar leren’.
8 Diversiteit in het lokale clubaanbod zou mooi zijn, maar is per definitie beperkt. De 55-plussers zijn te gering in omvang om veel keuzes aan te bieden. Dus ook de voorkeur voor een sportvorm moet worden doorbroken. Je mag al blij zijn als er tien tot vijftien mensen inschrijven. De uitbreiding in de loop van de tijd, gaat traag. Druppelsgewijs komen er nieuwe deelnemers bij. Daarom: probeer op een activiteit per sportgebied te werven: doelsport (streetbasketbal), trefvlaksport (minivolleybal), slag- en loopsport (indoorsoftbal), duursport (fietsen, wandelen, nordic walken), zwem- en balsport (waterbasketbal), vechtspelsport (combinatie van judo, karate en ‘technisch’ boksen).
Omdat de keuze van de sportvorm de eerste interesse bepaalt is kennis van afkomst, milieu, opleiding en beroep in wijk of gemeente van belang. Voor golf of vechtspelsporten kiezen vaak ook andere groepen.
9 Benadruk bij de keuze de prioriteit van: het gaat vooral om de ‘plezierige, aangename of uitdagende sportvorm of activiteit’. De fitgerichtheid is de combinatie van: (a) zo’n activiteit en (b) een optimale inzet t.a.v. de eigen coördinatie’. Het samen beleven, leren en ontwikkelen maakt duidelijk dat de ‘wijze van deelnemen’ aan zo’n club meer is, dan alleen het gericht zijn op de sportvorm. Ook fit willen worden of blijven vereist mentale naast fysieke inspanningen.
10 Diversiteit in ‘aanbod’ wordt wel gewenst, maar is onhaalbaar gezien de lokale grootte van de doelgroep (de nieuwe generatie senioren dus). Om te kunnen sporten zal een sportgebiedaanbod moeten worden geaccepteerd. Voorbeelden: wat balsporten betreft een keuze uit een of twee doelsporten (ook in het water: waterbasketbal), trefvlaksporten, slag-en loopsporten, duursporten, vechtspelsporten in combinatie en sportgymnastiek, met meer nadruk op grondvormen van bewegen.
11 Onderzoek naar ervaringen en wensen van kartrekkers en deelnemers. Omdat behoeftes of verlangens (1) veranderen in de loop van de tijd door eigen ervaringen op een bepaald gebied en zonder ‘goede’ sportervaringen, kun je geen ‘goed beeld’ hebben van wat je na je 55e zou moeten willen en hoe je dat zou moeten doen; (2) door mogelijkheden en veranderingen in de sport- en leefomgeving van 55-plussers en (3) de mate waarin eigen motieven om bijvoorbeeld te sporten niet alleen door de activiteit zelf, maar vooral door de ‘wijze van deelnemen’ binnen een groep, club of netwerk worden aangesproken, is het bij een behoefte onderzoek zinniger om het volgende na te gaan: (ad 1) ‘ambiëren 55-plussers door – meer of mindere – sportervaring nu en in het verleden (of zelfs het ontbreken daarvan) wel of geen sportgerichte vormen en welke condities verbinden ze nu en straks aan hun ‘manier van deelnemen in hun sportclubs’.
(Ad 2) Doe verder een inventariserend onderzoek naar de feitelijke ‘sportmarkt’ , knelpunten en wenselijkheden van het 55-plus ‘aanbod’. Onderzoek de kwaliteit van het sporten (kwalificeer dat ook) en ‘wijze van deelnemen’ aan van sportclubs.
En – als het eenmaal van start is gegaan - voer ontwikkelings- c.q. evaluatieonderzoeken uit naar hoe een club met veel van bovengenoemde kenmerken en het niveau van de deelnemers zich in de loop van de tijd ontwikkelt.
(Ad 3) Als je het sporten binnen een leefstijl kwalitatief en kwantitatief wil beschrijven doe dan een tijdbesteding- en belevingsonderzoek. Als het belang van de verschillende aspecten moet worden aangegeven, maak er dan een reflectieonderzoek van.
November: