31-03-2014. Reactie op de bijdrage van Dinant Roode: ‘Niet sexy, wel interessant- kansen voor de sportleraar….
Terecht stel je dat de ‘oudere van nu’ meer op ‘wellness’ is gericht. Ik zou liever spreken van gerichtheid op een ‘actieve, ondernemende leefstijl’. Sporten is daarin één essentieel aspect en ontwikkeling een tweede. En het gaat om de beleving van dat geheel. Het MBO heeft dat al ontdekt en gaat de opleiding voor leefstijlcoach promoten, maar ook in het HBO zijn vele opleidingen die bredere gerichtheid aan het ontwikkelen. Behalve dan, tot nog toe, de ALO’s. Het zijn juist de vakleraren LO die in dat opzicht een voorsprong hebben om kansrijk op dat gebied te opereren: ze zijn sociaal vaardig, hebben een ontwikkeld vermogen om ‘belevingen’ goed in te schatten, kunnen erg gedifferentieerd werken en goed rekening houden met mogelijkheden en wensen van mensen en ze hebben een arsenaal aan leer- en ontwikkelmethoden tot hun beschikking. Om de aandacht voor 55-plussers te trekken – en dus om het meer ‘sexy’ te vinden – zou ik spreken van: hen coachen voor (nog) meer ‘vitaal sporten en leven!’ . Daarmee kun je al bij 16 jaar beginnen.
‘Samenwerkend leren en ontwikkelen’ heeft de toekomst. Het meer solidair zijn met elkaar komt het beste in clubs, netwerken of leefgemeenschappen tot z’n recht. Leeftijdgebonden sportclubs, studie- of ontwikkelclubs, culturele of hobbyclubs in vele variaties en die voor iedereen open, maar soms ook ‘gesloten’ zijn, hebben de toekomst. Denk aan het geven van leefstijlarrangementen: het tegen betaling deelnemen aan een rijk geschakeerd geheel van activiteiten die in een jaar kunt doen. Je zelf gegeven voorbeeld is erg illustratief. Dus ook clubs maken van op zich individuele sporten, zoals: kanoën in een groep van tien mensen.
Het gaat tegenwoordig ook niet meer alleen om het doen aan een activiteit, maar vooral ook om de ‘wijze van deelnemen’. Hoe je met elkaar in een groep omgaat. Zorgen dat je kunt beleven, leren en ontwikkelen. De nieuwe generatie wil en kan op elk niveau optimaal presteren en wil dat ook zelf zoveel mogelijk regelen en ontwikkelen. Daardoor zou je zeggen, dat ze niet zitten te wachten op ‘ontwikkelaars’ en al helemaal niet op ‘trainers’. Maar een kartrekker, als aanjager en stimulator, is nooit weg en bevordert het proces van samenwerken.
Met je eerste stelling breng je mij in verwarring en voel ik mij ‘oud’. Je omschrijft het als ‘Quantified self’ de technologie die in dienst staat van de mens om feedback te geven over allerlei facetten van bewegen en gezondheid. Dit geeft een dynamisch en uitdagend beeld van sport en bewegen in de toekomst. Ik weet echter niet wat ik mis omdat ik er geen goed beeld van hebt. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de WII-vormen als ‘het maken van spastische tennisslagen waarmee ik op een scherm Nadal kan verslaan’. Maak hiervan een volgende bijdrage om me/ons ‘bij de tijd te krijgen’. Ik ben nu nog tegen die stelling omdat wat de ‘boer niet kent, hij ook niet eet’.
Je probleem in de tweede stelling is snel op te lossen. Studenten die met oudere groepen ervaring hebben, zullen rapporteren: ‘wat kunnen ze veel’. Een die ouderen zelf vinden het een eer dat de jeugd interesse in hun leefwereld heeft en waardeert dat. Kortom: al doende leert een jonge professional het leven van een oudere en de oudere waarderen! Ook in het onderwijs werkt een 26 jarige leraar immers toch ook vrolijk samen met een straks zesenzestig jarige. Leefwerelden zijn hetzelfde, alleen de beleving en hoe je daarmee omgaat verschilt.