Reactie op de novemberbijdrage van Tinie Kardol

13 views
Skip to first unread message

e.timmers6

unread,
Nov 23, 2013, 4:59:13 AM11/23/13
to leefstijlo...@googlegroups.com

November 2013. Van: Edwin Timmers. Reactie op stellingen van Tinie Kardol. Met dank voor de heldere ‘opgave’ in deze maand.


Naar aanleiding van stelling 1
. Vanuit de gezondheids- c.q. medische hoek wordt bewegen en sporten om verschillende redenen, maar vooral vanwege preventie, sterk aanbevolen. Het gaat daarbij niet direct om ‘wat’ je doet als het maar ‘matig intensief’ en ‘minimaal’ gebeurt. Meer gericht op lichamelijke voorwaarden (kracht, uithoudingsvermogen, lenigheid,…) dan om het plezier van het doen van een activiteit. Hoewel de aanbeveling prima is, kan de invulling veel beter. Voor sport- en beweegontwikkeling en -stimulering zijn andere ‘beweegprofessionals’ meer geschikt, maar de potentiële 55+ sporters zijn daartoe ook zelf prima in staat.

In een brede opvatting van ‘gezondheid’ zijn ‘sociale contacten’, ‘fysieke’ maar ook ‘mentale belasting bij het dagelijks veel bewegen en sporten’ (voor zover mogelijk) wenselijk. De aard van een bewegingsactiviteit en de ‘wijze van deelnemen’ daaraan bepalen het effect, het genoegen en de duurzaamheid. Ik ben niet voor ‘minimaal’ maar voor ‘optimaal’ bewegen en sporten. Dus: jezelf belasten op en niveau van 75% van je maximaal coördinatievermogen, naast het voldoende beleven, leren en zelf en samen ontwikkelen van een activiteit. Een activiteit is in dat geval meer dan bezigheidstherapie.  Die optimale inzet is afhankelijk van het plezier of ‘uitdaging’ die een activiteit je geeft. Je wordt er intrinsiek door gemotiveerd.

U geeft enkele goede argumenten om mensen – vooral -  extrinsiek  te motiveren. Intrinsieke motivatie zorgt voor hogere frequentie, regelmaat en langduriger deelname. Bewegen kun je om die reden nooit verplichten, je moet het zelf echt willen, wel aanbevelen en er goede lokale condities voor scheppen (de activerende sportomgevingen, zie later). Bewegen en sporten is voor mij naast ontwikkelen fundamenteel voor de mens en de 55-plusser in het bijzonder. Iedereen dagelijks en ‘matig intensief’ (een à twee uur) laten denken en doen zou mooi zijn. Maar….zo’n aandeel  zien velen niet zitten (ook al is het erg ‘gezond’). Er worden andere tijdbestedingkeuzes gemaakt en de condities daarvoor ontbreken: nog te weinig (specifieke) 55+ sportclubs met veel aandacht voor de ínhoud’ en de ‘wijze van deelnemen’.

Bewegingszorg is vooral op lokaal niveau van belang. We kunnen deze het beste zelf samen regelen en ontwikkelen. Een (enigszins deskundige) kartrekker of bewegingsbegeleider stimuleert, maar de echte actie en ontwikkeling komt vanuit de groep. Coach elkaar! Velen hebben immers de behoefte om zelfstandig samen met leeftijdgenoten clubs, netwerken of leefgemeenschappen op bepaalde gebieden op te zetten. Ook al kost dat moeite en is soms hard onderhandelen nodig. Ruimtes en materiaalfaciliteiten is het enige wat nodig is. Dat is via de gemeente, welzijns- en sportorganisaties eenvoudig te verkrijgen. Dat merken we.  

De 55-75 jarigen van nu, zijn meer op solidair zijn en zelfstandigheid ingesteld dan de 75-plussers (volgens SCP). De 55-plussers hebben alleen tips nodig (zie www.oldaction.nl ), de 75+ groep zal meer aangestuurd moeten worden. Op HBO (o.a.vakleraren LO) en MBO-opleidingen (o.a.CIOS) groeit de aandacht hiervoor. Daarvan is nu al en straks zeker meer te verwachten, dan bijvoorbeeld van het bedrijfsleven. Professionele bewegingsbegeleiders staan te trappelen om hun diensten aan te bieden. Er zijn er voldoende. Ze kosten alleen ‘wat’. Als je dat niet wilt betalen, moet je het zelf maar gaan regelen en ontwikkelen. Dat ‘elkaar willen helpen’ ontstaat vanuit de (nieuwe) generatie, als doelgroep, vanzelf. Zie de activiteiten van OLDACTION. 

Bij een terugtredende overheid en het toenemend belang van een participatiesamenleving gaan we volgens mij niet de kant heen, die u in uw eerste stelling volgens mij aangeeft. Mensen zijn primair verantwoordelijk zijn voor hun manier van leven c.q. hoe ze hun bestaan willen inrichten. Vanaf de jaren zestig is de overheid, maar vooral ook, alle beweegpartners (sportkoepels, sportbonden, sportverenigingen, commerciële sportorganisaties en private – zelf opgezette – sportclubs, de medische wereld, …..) om overigens verschillende redenen het bewegen c.q. sporten aan het promoten. In het algemeen zijn we dat ook veel meer gaan doen. Maar…het kan zeker nog veel beter of we hebben een – wellicht tijdelijke - grens bereikt. Er zijn genoeg sportvormen, maar te veel lijken onveranderbaar door de behoefte van de sporters zelf. Het besef is doorgedrongen dat de ‘wijze van deelnemen’ nog wel steeds overwegend competitief-prestatiegericht is, en dat wedstrijdsportvormen ook recreatief-belevingsgericht en onderling zijn te beoefenen. Dus wel veranderbaar zijn.

Het sportmotief ‘fit worden of blijven’ is slechts één motief om te sporten. Intrinsieke motieven als: bewegen om te bewegen (voor je plezier), bewegen omdat het avontuurlijk of spannend is (neem hikes) en bewegen om individueel en/of als groep/samen te presteren, spreken velen meer aan. De keuze is niet onbelangrijk en besef dat milieu of opleidingsniveau daarop van invloed is (neem golf of vechtsporten).

De nieuwe generatie senioren (geboren in de jaren veertig, vijftig, begin zestig) heeft (uiteindelijk hoog of laag opgeleid) geleerd meer zelfstandig, zelfsturend en zelfverantwoordelijk te handelen. Want ze is gemiddeld wel beter opgeleid (en niet alleen in het onderwijs), dan de generatie voor haar. Ze kan en wil haar eigen bestaan regelen, ontwikkelen en beseft dat solidariteit in deze fase van maatschappelijke ontwikkeling en bij het ouder worden nodig is. Het vormen van clubs, netwerken of leefgemeenschappen en met stimulerende condities, kunnen ze zelf. Omdat ik in het voorgaande andere prioriteiten kies, onderschrijf ik uw eerste stelling niet.

Naar aanleiding van stelling 2. Ik ben van enkele beweegtuinontwerpen (met vaak veel ‘fitnessachtige toestellen’) op de hoogte. Vast niet van alle, dus vergissen is mogelijk. Vanwege de relatief hoge kosten voor de aanleg, de beperkte beweegmogelijkheden (hoe optimaal te gebruiken?) zie ik ze niet als de meest ideale beweegplekken en zeker niet voor 75-plussers. Ze doen me te veel denken aan ‘de trimbanen’ in de jaren zestig en zeventig, waarvan er weinig over zijn en het gedachte gebruik steeds onder de maat is gebleven. Wijk- of buurtgebonden ‘speelvelden’ van kunstgras (Cruyff en Krajczek-courts) kunnen door elke doelgroep, jeugd en ouderen, worden gebruikt en zijn om die reden meer rendabel en meer aan te bevelen. Er is alleen een andere keuze van activiteiten nodig. De aanleg hiervan juich ik toe.

Mocht er keuze zijn, dan zou ik de aanleg van een ‘beweegtuin’ inruilen voor een breed pakket aan materialen voor actieve spelletjes (sjoelen, tafelvoetbal, levend schaken e.d.) en (sport)spelactiviteiten zoals bijvoorbeeld tafeltennis of badminton (kan ook vanuit een rolstoel worden gedaan). Voor het dus dagelijks doen van plezier verschaffende activiteiten. 

Als in de stelling in het eerste deel zou worden gepleit voor ‘vrij te gebruiken speelvelden en meer interne (bij verzorgingshuizen) spel(sport)- mogelijkheden’ zou ik de stelling direct onderschrijven, want het tweede deel is meegenomen.  

Toch enkele bedenkingen bij uw argumentatie bijvoorbeeld bij de activiteitenkeuze. Ik ken veel onderzoeken naar wat ‘ouderen willen’. Voor de nieuwe generatie (ongeveer 55-75 jaar) is, vanuit beweegmotivatieoogpunt en sociale wenselijkheid, het ideaalplaatje van een zichzelf regelende en ontwikkelende 55+ sportclub de volgende. 

 

Het sporten na je 55e heeft de volgende kenmerken: ‘binnen een specifieke club of netwerk is sprake van zelfstandig, op maat en optimaal sporten (recreatief prestatief, onderling met vereenvoudigde wedstrijdsportvormen) en een al samenwerkend beleven, leren en ontwikkelen (leren hoe te leren). Dat moet kunnen plaatsvinden in een mixgroep, die bestaat uit mannen en vrouwen, beginners en gevorderden op het gebied van een sportvorm, met goede en matige conditie, gezonde sporters en zij die fysieke beperkingen hebben (inclusief chronisch zieken)’. De groep regelt en ontwikkelt en creëert  samen een veranderbare activerende sportomgeving. Een kartrekker, als medesporter, stimuleert dat regelen en ontwikkelen’.

 

Voeg daarbij ‘tegen zo laag mogelijke kosten’ en activiteiten die ‘brede’ belangstelling trekken en je bereikt hoog- en laag opgeleiden. Toch zal deze behoefte in onderzoek daarnaar weinig te horen zijn. Men heeft geen ervaring hiermee. Er zijn nog weinig lokale en specifieke sportmogelijkheden (binnen en buiten sportverenigingsverband) voor 55-plussers die aan de ideaaltypering voldoen. Dus waarheen kun je met je sport- en beweegbehoeftes? Die vraag is bovendien meestal inhoudgericht en niet gericht op ‘hoe mensen willen deelnemen’. Naar wat voor hen beslist uitdagende en activerende omgevingen zijn. Veel sportervaring is echter competitief geladen en met ‘onveranderbare’ sportvormen. Ervaring met andere inhouden en de wijze van omgaan daarmee ontbreekt. Echter ….hebben ze die ervaring wel, dan ze levenslang op deze manier blijven sporten. Zo blijkt.

Ook in de ouderenzorg kennen ze toch het fenomeen van ‘activerende omgevingen’ waarin mensen dagelijkse bezigheden vaak samen – als clubje – regelen? Als groep blijven ze daardoor  (lang) zelfstandig en zelfredzaam. ‘Sportactiverende omgevingen’ zijn in de zorg nog onbekend en daarin is verandering nodig. Omdat we gemiddeld steeds ouder worden en langer gezond blijven - overigens ook met fysieke beperkingen - kunnen we fysiek en mentaal actiever zijn en daardoor ook meer belast worden. Het hangt van de richting van de beweegontwikkeling af, of ik de rest van de tweede stelling kan onderschrijven.    

Reply all
Reply to author
Forward
0 new messages