Over fysieke en mentale coördinatie na je 55e !

8 views
Skip to first unread message

e.timmers6

unread,
Jan 14, 2014, 3:55:07 AM1/14/14
to leefstijlo...@googlegroups.com

14 januari 2014. Vooraf

Allereerst mijn beste wensen voor een actief, gezond en zinvol jaar. Maar nu eerst….

Bewegen en/of sporten is gezond, zeggen ze! Maar wat is er zo gezond aan? En wanneer kun je dat zeggen? Voor mij is ‘gezond’: het je gezond voelen bij ‘bewegen-sporten én leren-ontwikkelen’. En samen (in een club, groep of netwerk) de fysieke en mentale coördinatie ruim voldoende aanspreken. Een lichamelijke voorwaarde die altijd al, maar vooral, na je 55e erg belangrijk is. Vandaar de stelling:

 

‘Gezond’ is: het samen (in een club) plezier beleven aan een activiteit/sportvorm en de ‘wijze  van deelnemen’ als inspirerend c.q. motiverend ervaren.

Omdat: (a) we dat leuk vinden c.q. het ontspanning geeft en (b) de fysieke en mentale coördinatie in samenhang en optimaal wordt belast.

Optimaal staat hier voor: 75% van je persoonlijk maximale coördinatievermogen ofwel een matig intensieve belasting. Daarnaast: naast beleven ook: leren en ontwikkelen.    


Ik zie jullie reactie graag uiterlijk 28 januari 2014.  

 

Over fysieke en mentale coördinatie na je 55e

Hoe zou een 55-plusser (van 55 tot 75 jaar) willen sporten? Daar is een beeld van te geven. …’Ik wil sporten omdat ik deze sportvorm uitdagend en plezierig vindt. Het motiveert mij. Ik wil vooral beleven, maar ook nog optimaal presteren en natuurlijk op maat. Dat wil ik samen doen met sporters van ongeveer dezelfde leeftijd. Het zelf een activiteit regelen en ontwikkelen, maakt het nog leuker. Een kartrekker begeleidt ons. De groep reguleert in principe alles zelf. Sport is voor ons vereenvoudigde wedstrijdsport (kleiner veld, minder spelers, ander materiaal) die we onderling beoefenen. Regels worden op de mogelijkheden van de groep en – zo nodig - op die van individuele spelers afgestemd. Samen een sport beleven door het uitvoeren van een eind(sport)vorm, is het belangrijkste. Naast voldoende beleving gaat het ons om het leren of verbeteren van sportvaardigheden. Ieder op eigen niveau. Het zelf en samen ontwikkelen van een sportvorm op de langere termijn is wenselijk. Dat doe je door elkaar te ‘al vragende’ te coachen, maar alleen als je dat zelf wilt.
‘Matig intensief’ bewegen is optimaal als dat gebeurt met driekwart inspanning van je persoonlijk maximaal coördinatievermogen op fysiek (doelgericht handelen) en mentaal gebied (strategisch handelen). Voldoende intensief sporten en in clubverband is gezond. Het ontspant omdat zowel de sportvorm als de wijze van deelnemen je plezier geeft. Iedereen kan eraan deelnemen: mannen en vrouwen, beginners en gevorderden, met goede en matige conditie, gezonde sporters en met fysieke beperkingen (chronische ziekten). De groep zorgt voor een veilige, verantwoorde en activerende (sport)omgeving’.


Coördinatie van het bewegen of sporten 

Het dagelijks bewegen, het viool spelen of het sporten kun je op verschillende niveaus van algemeenheid bekijken. Als eerste vanuit de ‘bedoeling van de totale activiteit’: ik doe boodschappen om te kunnen eten en drinken, ik speel viool of tafeltennis omdat het denken over en het doen van juist deze activiteit mij plezier geeft. Je leert deze bedoelingen op een bepaald niveau in een bepaalde tijd te realiseren. Het is een eerste niveau en een totaalervaring van een relatief complexe activiteit of sportvorm die  motorisch-fysieke, sociale (waarderen van belevingen, ervaringen met coachen en gecoacht worden en tactisch handelen) en cognitieve ervaringen (leren en ontwikkelen op basis van schema’s, werkpatronen en vuistregels/principes) omvat. Door te leren en te ontwikkelen, zien we nieuwe betekenissen binnen (een deel van) onze omgeving. Als je piano wilt spelen, moet je de mogelijkheden van de piano kennen, maar pas met de vingers (gedrag) leren we het instrument écht bespelen (handelen). Zo leren we ook al sportend onze sportwereld begrijpen. Optimaal actief, fysiek en mentaal, leven is dan ook op totaalervaringen gebaseerd. De inleiding over ‘Waarom zou ik als 55-plusser sporten?’ geeft een schets van een samenhang van zowel ‘inhoud/activiteit/sportvorm’ als ‘wijze van deelnemen’.    

Deze ‘bedoeling van de totale activiteit’ is nader te specificeren in vaardigheden en deze weer in handelingen. Om te tafeltennissen kun je een bal geplaatst met forehand of backhand  spelen. ‘Geplaatst spelen’ is tactisch, want daarmee kun je een tegenspeler ‘uit’ spelen (of niet) en een (of geen) punt scoren. Je hebt dus technische en tactische vaardigheden nodig om bijvoorbeeld een sportspel te kunnen spelen. Als tweede heeft ook elke vaardigheid een bedoeling en binnen de context van een sport- of bewegingsactiviteit (hier: tafeltennis). Het is een tweede niveau. Het slaan met een forehand is een vaardigheid die weer uit handelingen en bewegingen bestaat. Handelingen zijn doelgerichte en (bewuste of onbewuste) acties. Ze vormen het derde niveau: de ‘bedoelingen van (kern)handelingen’. Een forehand bestaat uit (1) het naar achteren brengen van de slagarm en (2) deze weer snel maar gedoseerd naar voren bewegen. (3) Zo snel dat je de bal meer of minder voor je raakt en deze naar links (meer voor je) of rechts (minder voor je) op de tafel terecht komt. Bewegen verloopt het gemakkelijkst en je coördinatie is het meest optimaal, als je niet bewust over je bewegingsgedrag hoeft na te denken. Elke vaardigheid bestaat uit handelingen die essentieel zijn.  We noemen ze daarom kernhandelingen of principes. Als die handelingen niet worden uitgevoerd, wordt het doel/resultaat van de vaardigheid niet of onvoldoende gerealiseerd en is bewuste aandacht nodig om na te gaan wat er mis gaat. Bij het slaan bij softbal zijn de kernhandelingen: (1) kijk naar de bal en (2) sla je knuppel horizontaal op schouderhoogte (een intentie van je). De werkelijke uitvoering gaat overigens vaak niet zo, maar met deze intentie raak je wel vrij zeker de bal. Er is kennis nodig over wat kernhandelingen/vuistregels of principes binnen vaardigheden zijn, maar ook wat leerpatronen of methoden en schema’s zijn bij het sporten. Dat is de inhoud voor het mentale handelen. Het in balans staan van het lichaam en de acties nodig om een forehandslag uit te voeren vereisen (onbewust verlopende) bewegingen. Daarvoor zijn een bepaalde mate van kracht en snelheid, uitslagen van ledematen in gewrichten (lenigheid) en het langere tijd volhouden of uithoudingsvermogen nodig. Dit is een vierde, vaak onbewust verlopend niveau. 

Het voorgaande maakt duidelijk dat fysieke en mentale coördinatie vrijwel gelijktijdig plaatsvindt.  Het mentale omvat het (bewust of onbewust verlopend) ‘strategisch of tactisch handelen’ binnen de context van de afgesproken regels en met de bedoeling het tafeltennissen samen te leren en te ontwikkelen. Daarvoor hebben we schema´s/modellen, leer- of ontwikkelpatronen/procedures en vuistregels/principes nodig.  

 

Coördinatie ontwikkelen

Goede coördinatie draagt bij aan effectief en efficiënt gedrag bij het sporten. Je kiest de juiste actie op het juiste moment. Die actie is ‘technisch’ (de aan een sportvorm gebonden technieken of vaardigheden) of  ‘tactisch’ van aard (de aan een sportvorm gebonden tactieken). Als je de bedoeling van een sportvorm of bewegingsactiviteit onvoldoende of niet realiseert, zal je bewust moeten nagaan ‘hoe’ dat komt. Was dit de juiste vaardigheid en handelingen (als onderdeel daarvan) op het juiste moment? Bewuste aandacht voor ‘bewegingen’(buigen, strekken, draaien, …van lichaamsdelen) kan in algemeen achterwege blijven.  

Elke bewegingsactiviteit vereist vaardigheden waarin fysieke voorwaarden als snelheid, kracht, lenigheid of flexibiliteit, uithoudingsvermogen en coördinatie, in een bepaalde en gevarieerde mate een rol spelen. Coördinatie speelt altijd een rol bij het reguleren van gedrag. In de wedstrijdsport vereisen al deze voorwaarden specifiek gerichte training. Coördinatietraining doe je door het uitvoeren van een bewegingsactiviteit onder wedstrijddruk, zoals ‘het op volle snelheid aannemen van een bal met verdedigers in de buurt’. Bij 55-plussers speelt die maximale wedstrijddruk geen rol en dus gaat het bij hen om optimale coördinatieontwikkeling: het leren en ontwikkelen van een bewegingsactiviteit c.q. sportvorm onder eenvoudiger condities (aanpassen van regels) en afgestemd op de mogelijkheden van een sporter (op maat sporten). Door het veel te doen leer je ook al doende sportproblemen op te lossen. Anders gezegd: je leert of ontwikkelt en tegelijk verbeter je op drie niveaus je coördinatie.   

 

Coördinatieniveau, sportvorm en persoonlijke inzet

De aard van een bewegingsactiviteit of sportvorm vereist een bepaalde mate van coördinatie. Maar ook de mate van je coördinatieontwikkeling bepaalt het niveau waarop je kunt functioneren. Per bewegingsactiviteit/sportvorm en per persoon is de optimale belasting op het gebied van coördinatie vast te stellen. De mate van gewenste coördinatie per sportvorm is in drie categorieën te verdelen.

Categorie A. Zoals bij wandelen of fietsen is ‘evenwicht houden of in balans blijven’ een fysieke voorwaarde en kennis van het materiaal of omgeving een mentale voorwaarde. Het betreft hier actie van je lichaam, alleen en in relatie met materiaal (je fiets).

Categorie B. Het naast lichaamsacties reageren op het gedrag van een tegenstander en het zelf meer tactisch handelen, maakt tennis, badminton of tafeltennis wat coördinatie betreft complexer. Van dezelfde orde is dans of bewegen op muziek. Het instellen op de actie van een partner (en andere dansers in je omgeving) en van beide op maat en ritme van de muziek.

Categorie C. Bij een doelspel als floorbal of streetbasketbal is dat qua coördinatie weer wat complexer omdat de anticipatie op het gedrag van meer tegenstanders tegelijk, van invloed zijn op jouw spelgedrag en het eigen tactisch handelen is mede afhankelijk van de spelstrategie van je team. Er zijn dus weer meer beïnvloedende factoren.  

Je ontwikkeling is het meest gediend, en dus  optimaal, als je de ‘net haalbare’ categorie kiest. De voor jou ‘op maat- categorie’. Het niveau van je coördinatievermogen op een bepaald moment, bepaalt wat je aankunt. Ben je een gezonde zestiger dan belast een miksport als bowlen je qua coördinatie onvoldoende. Een potje basketbal, drie tegen drie op een half speelveld, is in dit geval meer aan te bevelen en dus meer optimaal. Ben je tachtig dan kan die miksport je juist wel een optimale belasting geven. Optimaal functioneren vanaf 55-plus vereist een dagelijkse inspanning van een bepaalde omvang (sport- en ontwikkelvorm), duur (een tot twee uur) en intensiteit (op 75% van je maximaal persoonlijk coördinatievermogen). En deelname aan een activiteit die ruimte geeft aan beleven, leren en ontwikkelen (ofwel: leren hoe te leren). Hierbij enige allroundheid nastreven is aan te bevelen: vele sportvormen op een redelijk en eigen niveau leren uitvoeren verbetert je fysieke en mentale coördinatie.


Inspirerende bronnen voor deze tekst.
Zie voor de volledige bronverwijzing op www.oldaction.nl bij LITERATUUR. Aleman, A. (2012). Appelo, M. (2011). Bolhuis, S.M. & Simons, P.R.J. (1999). Caluwé, L. de, & Vermaak, H. (2002). Goldberg. E. (2007). Kahneman, D.(2012). Lange, B. de (2012). Mulder,T.(2009). Steenbergen, J. (2004). Tamboer, J. & Steenbergen, J. (2000). Timmers, E. (2003; 2005; 2007; 2009; 2010; 2012). Timmers, E. & M.J. Mulder (2006). Vermetten, Y.J., Vermunt J.D., & Lodewijks, H.G. (2002). Westendorp, R. (2014). Zee, E. van der (2012). 

robbert.plass

unread,
Jan 28, 2014, 9:25:48 AM1/28/14
to leefstijlo...@googlegroups.com
Dag Edwin en anderen.
 
Interessant stukje weer Edwin, met plezier gelezen.
 
Stuk wat me het meest raakt en wat ik erg waardevol vind voor de beweegpraktijk van 55+'ers, is de verdeling in coördinatieniveau's waarmee je afsluit.
Hoewel aardig wat (nog steeds te weinig) initiatieven beseffen dat er voldoende intensiteit in beweegvormen geboden moet worden en dat er juist op deze intensiteit kan (en moet) worden gedifferentieerd, geldt dit hetzelfde voor coördinatieniveau.
De aandacht die het ontwikkelen van coördinatie in het huidige sportaanbod voor senioren krijgt, krijgt meestal gestalt binnen specifiek hierop gerichte 'beweeginterventies' die nauwelijk onder activerende/ motiverende/ gezamenlijke sportvormen ingedeeld kunnen worden. Met andere woorden: gooien met een pittenzak in de kantine van de bejaardensoos.
Zaak om dit stevig te integreren in het toekomstige beweegaanbod.
 
Dan reagerend op de stelling:   Gezond’is: het samen (in een club) plezier beleven aan een activiteit/sportvorm en de ‘wijze van deelnemen’ als inspirerend c.q. motiverend ervaren.

Omdat: (a) we dat leuk vinden c.q. het ontspanning geeft en (b) de fysieke en mentale coördinatie in samenhang en optimaal wordt belast.

Optimaal staat hier voor: 75% van je persoonlijk maximale coördinatievermogen ofwel een matig intensieve belasting. Daarnaast: naast beleven ook: leren en ontwikkelen.

Ik merk aan mezelf dat ik het niet helemaal eens ben deze stelling. In mijn ogen hanteer ik zelf een bijzonder gezond beweegpatroon, maar sport ik vrijwel altijd individueel. Mijn uitdagingen en motivatie komt vooral voort uit mezelf i.p.v. uit sociale steun. Dit zal vast te maken hebben met de grote rol die sport in mijn leven speelt en voor andere doelgroepen anders zijn.
Het woord optimaal is een facet dat me juist erg aanspreekt. Ik denk dat veel 55+'ers niet optimaal sporten omdat optimaal een zekere intensiteit vraagt die de doelgroep vaak schuwt. Intensiteit die nodig is om vooruitgang te boeken. Vooruitgang helpt sportmotivatie hoog te houden. Zaak om hier in het toekomstige beweegaanbod dan ook actief op te sturen.
 
Groeten,
Robbert Plass
 


 
 

Op dinsdag 14 januari 2014 09:55:07 UTC+1 schreef e.timmers6:
Reply all
Reply to author
Forward
0 new messages