Python_liturgie

Liturgie : Python_liturgie



Voor de Dienst
Welkom

zingen : De Nieuwe Psalmberijming > DNP007
vers : 3, 4


3
Ik schuil bij God, die hulp wil geven
aan wie oprecht en trouw wil leven.
Maar streng is Hij en niets ontziend
voor wie zijn oordeel heeft verdiend.
Hij zal, voor wie Hem blijft verwerpen,
zijn dodelijke wapens scherpen.
Hij kiest zijn pijlen doelgericht
en schiet ze als een bliksemschicht.

4
Wie zonde in zich mee blijft dragen,
baart gruwelijke tegenslagen.
Hij delft een kuil, hij graaft wat af,
maar hij valt zelf diep in dat graf.
Ik zal de HEER van harte loven,
want al het goede komt van boven.
Het onrecht raakt mij nu niet meer.
God is rechtvaardig, Hij is Heer.

zingen : Opwekking > OPW 620; Voor eeuwig


1
Prijs God, de Heer die ons leven is;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Prijs Hem die goed en vergevend is;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Kom, prijs zijn naam.

2
Zijn trouwe hand en zijn arm vol kracht;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Het offer dat ons nieuw leven bracht;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Kom, prijs zijn naam! (2x)

refr:

Voor eeuwig is zijn liefde.
Voor eeuwig is zijn kracht.
Voor eeuwig is Hij bij ons.
Voor eeuwig, voor eeuwig
en eeuwig.

3
Van zonsopgang tot zonsondergang;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Hij is onze kracht ons leven lang;
zijn liefde duurt voor eeuwig.
Kom, prijs zijn naam! (2x)

refr:

Voor eeuwig is zijn liefde.
Voor eeuwig is zijn kracht.
Voor eeuwig is Hij bij ons.
Voor eeuwig, voor eeuwig
en eeuwig.

4
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Zijn liefde duurt voor eeuwig.
Kom, prijs zijn naam!
Kom, prijs zijn naam!

refr:

Voor eeuwig is zijn liefde.
Voor eeuwig is zijn kracht.
Voor eeuwig is Hij bij ons.
Voor eeuwig, voor eeuwig
en eeuwig.


Schriftlezing : Ruth 2:1-23 | HSV - Herziene Statenvertaling
1 Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een zeer vermogend man, uit het geslacht van Elimelech, en zijn naam was Boaz. 2 Ruth, de Moabitische, zei tegen Naomi: Laat mij toch naar de akker gaan en aren rapen achter hem in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zei tegen haar: Ga, mijn dochter.
3 Daarop ging zij op weg , kwam op de akker en raapte aren achter de maaiers. En het overkwam haar dat zij op een deel van de akker van Boaz terechtkwam , die uit het geslacht van Elimelech was. 4 En zie, Boaz kwam uit Bethlehem, en zei tegen de maaiers: De HEERE zij met u! En zij zeiden tegen hem: De HEERE zegene u!
5 Daarop zei Boaz tegen zijn knecht die over de maaiers aangesteld was: Wie behoort deze jonge vrouw toe? 6 De knecht die over de maaiers aangesteld was, antwoordde en zei: Dat is de Moabitische jonge vrouw die met Naomi teruggekeerd is uit het land Moab.
7 Zij zei: Laat mij toch aren rapen en verzamelen tussen de schoven, achter de maaiers. Zo is zij gekomen en zij is gebleven van vanmorgen af tot nu toe. Zij heeft bijna niet binnen gezeten. 8 Toen zei Boaz tegen Ruth: U hebt het gehoord, nietwaar, mijn dochter? Ga niet op een andere akker aren rapen. Ook moet u hier niet weggaan, maar u moet dicht bij de meisjes blijven die voor mij werken .
9 Uw ogen moeten op de akker gericht zijn die zij aan het maaien zijn en u moet achter hen aan gaan. Heb ik de knechten niet geboden dat zij u niet aanraken? Als u dorst hebt, mag u naar de water vaten gaan en drinken van wat de knechten zullen scheppen.
10 Toen wierp zij zich met het gezicht ter aarde , boog zich naar de grond en zei tegen hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat u naar mij omziet, terwijl ik een buitenlandse ben?
11 Boaz antwoordde en zei tegen haar: Het is mij allemaal verteld, alles wat u na de dood van uw man voor uw schoonmoeder gedaan hebt, en hoe u uw vader en uw moeder en uw geboorteland hebt verlaten en naar een volk bent gegaan dat u voorheen niet kende.
12 Moge de HEERE uw daad vergelden, en moge uw loon volkomen zijn van de HEERE, de God van Israël, onder Wiens vleugels u gekomen bent om toevlucht te nemen. 13 En zij zei: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, want u hebt mij getroost en u hebt naar het hart van uw dienares gesproken, hoewel ik niet ben als een van uw dienaressen.
14 Toen het etenstijd was, zei Boaz tegen haar: Kom er hier bij en eet van het brood en doop uw stukje brood in de zure wijn. Zo zat zij neer naast de maaiers, en hij reikte haar geroosterd koren aan. En zij at en werd verzadigd en hield nog over. 15 Toen zij opstond om weer aren te gaan rapen, gebood Boaz zijn knechten: Laat haar ook tussen de schoven rapen en val haar niet lastig.
16 Ja, laat ook opzettelijk voor haar wat vallen uit de bundels aren en laat het liggen, zodat zij het op kan rapen, en bestraf haar niet. 17 Zo raapte zij aren op de akker tot de avond. En wat zij geraapt had, klopte ze uit. Het was ongeveer een efa gerst.
18 En zij pakte het op en kwam in de stad. Haar schoonmoeder zag wat zij geraapt had. Ook haalde zij tevoorschijn wat zij overgehouden had, toen ze genoeg gegeten had, en gaf het haar.
19 Vervolgens zei haar schoonmoeder tegen haar: Waar heb je vandaag aren geraapt en waar heb je gewerkt? Moge hij die naar je omgezien heeft, gezegend worden. En zij vertelde haar schoonmoeder bij wie zij gewerkt had en zei: De naam van de man bij wie ik vandaag gewerkt heb, is Boaz.
20 Toen zei Naomi tegen haar schoondochter: Moge hij, die zijn goedertierenheid niet onthouden heeft aan de levenden en aan de doden, gezegend worden door de HEERE. Verder zei Naomi tegen haar: Die man is nauw aan ons verwant, hij is een van onze lossers.
21 En Ruth, de Moabitische, zei: Bovendien heeft hij tegen mij gezegd: U moet dicht bij mijn knechten blijven, totdat zij met heel mijn oogst klaar zijn. 22 Naomi zei tegen haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat je met de meisjes die voor hem werken meegaat, zodat ze je op een andere akker niet lastigvallen.
23 Zo bleef zij dicht bij de meisjes van Boaz om aren te rapen, tot de gersteoogst en de tarweoogst voorbij waren. En zij bleef bij haar schoonmoeder.


Verkondiging
Preek

zingen : Opwekking_KIDS > OPWK006 - Kom heel dicht bij mij


1
Kom heel dicht bij mij,
kom heel dicht bij mij,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
kom heel dicht bij mij.

2
Kom en zegen mij,
kom en zegen mij,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
kom en zegen mij.

3
Leg uw hand op mij,
leg uw hand op mij,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
leg uw hand op mij.

4
Geef mij licht en kracht,
geef mij licht en kracht,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
geef mij licht en kracht.

5
’k Luister naar uw stem,
’k luister naar uw stem,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
’k luister naar uw stem.

6
Leid mij heel de weg,
leid mij heel de weg,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
leid mij heel de weg.

7
Dank U, dank U wel,
dank U, dank U wel,
Heilige Geest, vervul mijn hart,
dank U, dank U wel.

zingen : Liedboek voor de kerken > Gezangen LvK > Gezang 291


1
Nooit kan 't geloof te veel verwachten,
des Heilands woorden zijn gewis.
't Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou ooit zijne macht beperken?
't Heelal staat onder zijn gebied!
En wat zijn liefde wil bewerken,
ontzegt Hem zijn vermogen niet.

2
Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, 't hoofd omhoog.
Voor hen die 't heil des Heren wachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten,
o vreugd, die alle smart verbant!
Daar is de vreemdlingschap vergeten
en wij, wij zijn in 't vaderland!


Collecten
1 : Kerk
2 : Noodhulp

zingen : Psalmen voor Nu > Psalm 090; Alles komt goed
vers : 1, 2, 3, 5, 9


1
Mijn Heer, u bent de generaties door
een vaste plek voor ons. En u bent God geweest
van het begin af aan. En nog daarvoor.

2
U noemt ons stof en wij geven de geest.
Wij zijn maar mensen, Heer, en duizend jaar is als
een uur voor u; wij zijn er zo geweest.

3
U veegt de mensen weg. Wij zijn als gras,
dat 's ochtends groen de grond uit komt en dan vergeelt:
een droom. En wie houdt ooit zijn dromen vast?

5
Uw woede maakt er straks een einde aan:
zeventig, tachtig jaar, meer niet. Dit is de vraag:
hoe pijnlijk snel verslijt hier ons bestaan?

9
Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed:
wat wij ook aanraken, wat wij beginnen, God.
Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed.