xxxxxxxxxxxxx
Wat hem verder opviel, is de grote invloed van het thuisland op de hier
wonende Turken. „Ongeveer alle soeniimams zijn staatsambtenaren, betaald en
aangestuurd door Ankara. Die bepalen voor een belangrijk deel hoe de
gelovigen tegenover onze samenwerking staan. De stem van een Nederlandse
buurtwerker of de minister van Integratie kan daar niet tegenop.”
xxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxx
„Iets anders is dat we uit het Vluchtelingenverdrag treden, wat ik op
persoonlijke titel voorstel. Voor tien jaar. Dat scheelt 150.000
asielzoekers, die moeten maar ergens anders terecht. Dat is juridisch
mogelijk, er staat een opzegclausule in. Gewoon een brief aan de secretaris-
generaal van de Verenigde Naties sturen. Het zou internationaal niet zo goed
kunnen vallen, maar dat is geen reden om het niet aan de orde te stellen. Ik
ken geen ander juridisch instrument dat zo fraudegevoelig is en toch zo
hardnekkig wordt verdedigd. Iedereen weet dat het voornamelijk om, zeg maar,
arbeidsmigranten gaat. Die moeten liegen en bedriegen om hier binnen te
komen, dat geeft ze meteen een slechte start. Bovendien kunnen we de
miljarden die we zo besparen, besteden aan de vluchtelingenkampen in de
conflictgebieden. De situatie is daar vaak ten hemelschreiend.”
xxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxx
De Nederlands-Somalische schrijfster Yasmine Allas zei het zo: ’Als
ervaringsdeskundige ruik je de veenbrand eerder’.”
xxxxxxxxxxx
Telegraaf/zaterdag/pagTA2:
xxxxxxxxxxxxxxxxx
’Grens immigratie bereikt’
• „Het ziet er niet naar uit dat we binnenkort de problemen ontgroeien. Er
gaapt echt een kloof in onze samenleving”, stelt diplomaat Robbert van
Lanschot. FOTO: RICHARD MOUW
Diplomaat Robbert van Lanschot geschokt door opmars moslimcultuur in
Nederland
DIPLOMAAT Robbert van Lanschot (60) bezocht namens het ministerie van
Buitenlandse Zaken conflictgebieden over de hele wereld. In eigen land maakte
hij studie van de manier waarop de islam hier functioneert. Het resultaat is
een schokkend verslag dat in zijn boek ’Café Mogadishu’ verscheen. „De
natuurlijke grenzen van het immigratiebeleid lijken bereikt. We zijn toe aan
een adempauze.”
door HANS VERMAAK
AMSTERDAM, zaterdag
Somalië, Bosnië, Darfoer, Irak, Kosovo, Eritrea. Oorlogsgebieden waar Robbert
van Lanschot als waarnemer is geweest. Zijn jongste missie was in OostCongo,
een dezer dagen gaat hij naar Zuid-Soedan. Op een Amsterdams terras
formuleert hij kort voor vertrek zijn bezorgdheid over de inpasbaarheid van
de islam in ons land.
„Ik hoef niet ver van huis als ik wil weten hoe de moslimcultuur al aanwezig
is in de samenleving. Neem de Hoefkade in Den Haag, een belangrijke
commerciële straat. Daar is niet één horecazaak waar vrouwen welkom zijn.
Hier en daar worden ze via een loketje bediend, dan kunnen ze op straat eten
en drinken. Alleen in het restaurant van Arbil, een Koerdische vluchteling,
voelen zij zich op hun gemak. Hij heeft een schutting door de zaak gemaakt,
zodat mannen en vrouwen gescheiden blijven. Dat is in Saoedi-Arabië heel
gewoon, zelfs McDonald’s heeft dat.”
Het zijn verontrustende kijkjes in dat ’andere Nederland’ die Van Lanschot in
zijn boek geeft. Hij volgde koranlessen in een strenge moskee, bezocht
koffie- en theehuizen, discussieerde over de pro’s en contra’s van steniging,
werkte een dag mee met een multi-etnische straatvegersploeg, werd eens uit
een moskee weggestuurd en ontdekte dat de gemeente in Amsterdam-Oost een
gebedshuis subsidieert waar Turken en Marokkanen strikt gescheiden hun eigen
moskee hebben (zie kader).
„Het is gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School, past met die bakstenen
mooi in de omgeving en dan staat trots in een beschrijving dat het van
Arabische elementen is voorzien. Daar zitten Turken en Marokkaanse Berbers
echt niet op te wachten. Niemand denkt daarover na.”
Hallucinaties
Ooit bezocht Van Lanschot een boerderij in Kenia waar qat wordt verbouwd.
Afrikanen kauwen graag op dit plantje omdat het een lichte vorm van
hallucinaties veroorzaakt. Hij volgde het spoor naar Nederland en gebruikte
het spul samen met Somaliërs. „Die noemen het geen qat, maar miraa. Het is
hier voor een paar euro per bundeltje stengels te koop. In Zweden is dat 35
euro, in Amerika het dubbele. Het meeste wordt dus verder getransporteerd.”
Van Lanschot is een scherp waarnemer. Hij zag dat in hele stadswijken de
gehoofddoekte vrouwen zedig met de ogen neergeslagen lopen, door hem ’het
Nieuwe Kijken’ gedoopt. En noteert een conversatie. „Aan een vrouw met
hoofddoek wordt gevraagd: ’Spreek je een beetje Nederlands?’ Zij: ’Ja,
uitstekend zelfs. Ik ben afgestudeerd juriste en werk op een groot
advocatenkantoor’. Er gaapt echt een kloof in onze samenleving.”
Wat hem verder opviel, is de grote invloed van het thuisland op de hier
wonende Turken. „Ongeveer alle soeniimams zijn staatsambtenaren, betaald en
aangestuurd door Ankara. Die bepalen voor een belangrijk deel hoe de
gelovigen tegenover onze samenwerking staan. De stem van een Nederlandse
buurtwerker of de minister van Integratie kan daar niet tegenop.”
De zoektocht naar de dagelijkse islam én zijn ervaringen in conflictgebieden
stemmen de diplomaat niet optimistisch. „Er lopen scherpe scheidslijnen door
onze grote steden waardoor de Randstad op de Balkan lijkt, zij het dat bij
ons de sociaal-culturele verschillen schriller zijn. Ik word dan ook cynisch
over het gemak waarmee we denken dat het wel goed komt.”
„Voor Buitenlandse Zaken heb ik enkele jaren in Bosnië en Kosovo gewerkt.
Daar heb je steden als Mostar en Mitrovice waar, gescheiden door een rivier,
aan de ene kant christenen en aan de andere kant moslims wonen. Daar is
verbitterd gevochten, met kerken en moskeeën als eerste doelwitten.
Natuurlijk ging het conflict in voormalig-Joegoslavië om meer dan alleen
religie, dat weet ik ook wel. Maar er werd op dat punt wel het meest fanatiek
gestreden.”
Vredig
„Op 16 januari 2001 was ik in het Macedonische plaatsje Tetova. Toen ik ’s
ochtends vanuit Pristina arriveerde, was het er vredig. Er werd gewinkeld, de
cafés zaten vol. Een paar uur later werd er volop geschoten tussen Albanezen,
dat zijn moslims, en christelijke Slaven. Iedereen rende van straathoek naar
straathoek, dekking zoekend. Gelukkig duurde het niet lang. Deze strijd zal
niet meer dan een voetnoot in de geschiedenis opleveren.”
Of zo’n burgeroorlog ook in Nederland mogelijk is? „Het zou hier goed gaan
met de integratie, wordt gezegd. Allochtonen doen het op een aantal punten
inderdaad goed, zoals kennis van de Nederlandse taal of het hbo volgen. Maar
vooral bij de absorptie van een assertieve, wereldwijd opbloeiende islam
kunnen vraagtekens worden gezet. Want als het nu eens níet lukt? Wat dan? De
Nederlands-Somalische schrijfster Yasmine Allas zei het zo: ’Als
ervaringsdeskundige ruik je de veenbrand eerder’.”
Van Lanschot pleitte onlangs voor een adempauze. „Er moet worden gestreefd
naar een balans tussen in- en uitstroom van allochtonen uit de derde wereld.
Dan moeten er ongewone maatregelen worden genomen. Je kunt de minimumleeftijd
van importbruiden niet blijven verhogen; daar kun je moeilijk 50 van maken.
Je ziet dat nu al een derde van de niet-westerse immigranten binnen zes jaar
Nederland weer verlaat. Velen willen en hoeven helemaal niet in te burgeren,
dit is niet hun nieuwe vaderland. Het geld dat je bespaart, kan worden
besteed om allochtonen uit te burgeren, ze een handje te helpen om weg te
gaan.”
„Velen komen hier bij toeval terecht. In hun eigen land zegt een
mensensmokkelaar: ’Voor zoveel kun je naar Engeland, voor zoveel naar Canada,
naar Nederland kost je iets minder.’ Dan is de keus snel gemaakt. Dat wil dus
helemaal niet zeggen dat ze hier ook blijven. Vooral de ondernemende
Somaliërs gaan door naar Groot-Brittannië, daar zijn minder regeltjes.”
Fraudegevoelig
„Iets anders is dat we uit het Vluchtelingenverdrag treden, wat ik op
persoonlijke titel voorstel. Voor tien jaar. Dat scheelt 150.000
asielzoekers, die moeten maar ergens anders terecht. Dat is juridisch
mogelijk, er staat een opzegclausule in. Gewoon een brief aan de secretaris-
generaal van de Verenigde Naties sturen. Het zou internationaal niet zo goed
kunnen vallen, maar dat is geen reden om het niet aan de orde te stellen. Ik
ken geen ander juridisch instrument dat zo fraudegevoelig is en toch zo
hardnekkig wordt verdedigd. Iedereen weet dat het voornamelijk om, zeg maar,
arbeidsmigranten gaat. Die moeten liegen en bedriegen om hier binnen te
komen, dat geeft ze meteen een slechte start. Bovendien kunnen we de
miljarden die we zo besparen, besteden aan de vluchtelingenkampen in de
conflictgebieden. De situatie is daar vaak ten hemelschreiend.”
Volgens Van Lanschot staan we nog maar aan het begin van een ontwikkeling en
is de afloop onzeker. „Je hoort soms dat we in Nederland alles onder controle
hebben. Dat vind ik voorbarig. De tweede en derde generatie migrantenkinderen
zouden makkelijker en positiever tegenover onze samenleving staan. Maar die
jongeren nemen steeds meer afstand, zitten vaak vol verbittering.
Tegelijkertijd kiezen opvallend veel Hollandse jongeren voor de PVV. Het ziet
er dus absoluut niet naar uit dat we binnenkort de problemen ontgroeien.”
--
Bye,
Willem-Jan Markerink
The desire to understand
is sometimes far less intelligent than
the inability to understand
<w.j.ma...@a1.nl>
[note: 'a-one' & 'en-el'!]
>
> Telegraaf/zaterdag/pagTA2:
Hihihi, de denial-fase slaan we maar gelijk over, slinxe toehoorders; spaart
u de moeite, de Groene Amsterdammer heeft dat gras al voor uw voeten
weggemaaid....:))
xxxxxxxxxxxxx
Een goede kennis van mij is asielzoekster in België. Ze komt uit Afrika, uit
het Grote Merengebied, en verblijft al een half jaar in een
asielzoekerscentrum met tweehonderd anderen. Volgens haar zijn hooguit acht à
tien van hen 'echte' vluchtelingen. En de rest? Tja, die zitten er dus om
andere redenen. De Belgische rechter zal er uiteindelijk wellicht anders over
oordelen, maar die krijgt meestal weer niet de verhalen te horen die mijn
Afrikaanse kennis wél opvangt. In ons land zal het weinig anders zijn.
xxxxxxxxxxxx
http://www.groene.nl/2010/24/nederland-balkanland
xxxxxxxxxxxxxxxxxx
Nederland, Balkanland Verdeeld land Suggesties voor vreemdelingenbeleid
Ga eens maanden hangen in Spangen en Delfshaven en je begrijpt: de opkomst
van Geert Wilders is niet zo gek, de natuurlijke grenzen van het
immigratiebeleid zijn bereikt.
ROBBERT VAN LANSCHOT
ONLANGS MELDDEN alle kranten dat 58 procent van de Turkse Nederlanders vindt
dat er te veel migranten zijn. Dat geeft toch wel te denken. Allochtonen die
zeggen dat er te veel allochtonen zijn. Toen hij nog minister was, verklaarde
Eberhard van der Laan dat de toestroom van laagopgeleide 'importbruiden' onze
spankracht te boven gaat. Ook dat klonk zorgwekkend. Ons schoolsysteem begint
te kraken in zijn voegen - lees het dramatische verslag dat
onderwijsjournalist Anja Vink publiceerde in haar boek Witte zwanen, zwarte
zwanen. Toen ze zelf nog als docent werkte ontdekte ze dat in haar derde klas
vmbo bijna de helft van haar leerlingen niet behoorlijk kon lezen en
schrijven en kon worden bestempeld als 'functioneel analfabeet'. In de derde
klas vmbo! Autochtonen verlaten massaal de stadswijken zodra hun eigen straat
door de instroom van migranten radicaal begint te kantelen. In Het land van
aankomst schrijft Paul Scheffer: 'Het moet toch te denken geven dat in een
tamelijk ontspannen en open samenleving als die van Nederland een wrokkige
opstand van burgers zo snel om zich heen kon grijpen.' En zich dus kan
vertalen in 24 zetels voor de Partij voor de Vrijheid.
Kent onze spankracht grenzen? Niet alleen materiële en bestuurlijke maar ook
psychologische grenzen? En dat niet alleen bij de absorptie van importbruiden
maar eigenlijk bij alles? In 2009 werden we geconfronteerd met een
economische crisis. In dat jaar van afnemende spankracht nam de toestroom van
migranten uit de Derde Wereld juist toe. Wordt het niet tijd om een adempauze
in te lassen? Het vreemdelingenbeleid is de afgelopen jaren aangescherpt.
Toch heeft dat kennelijk onvoldoende soelaas geboden. Er zijn uiteraard ook
natuurlijke grenzen aan dat beleid. Zo kunnen we moeilijk de vereiste
minimumleeftijd voor importbruiden op vijftig jaar gaan stellen. We moeten,
denk ik, hoe vervelend ook, op zoek naar nieuwe, aanvullende maatregelen.
EERDER DIT JAAR publiceerde ik een boek over segregatie in ons eigen land.
Nou ja, eigenlijk ging het boek - Café Mogadishu: Omzwervingen door het
andere Nederland - over de islam en moslimmigranten. Maandenlang zwierf ik
door wijken als Spangen en Delfshaven in Rotterdam, de Westelijke Tuinsteden
in Amsterdam en de Schilderswijk, de Laak en Transvaal in Den Haag. Wat mij
met name opviel waren de scherpe scheidslijnen die nu door onze steden lopen.
De Randstad begint in dat opzicht steeds meer op de Balkan te lijken, met
dien verstande dat bij ons de sociaal-culturele verschillen schriller zijn
dan daar.
Een stad als Den Haag bestaat nu eigenlijk uit twee steden, uit twee
werelden, met elk eigen gedragscodes en consumptiepatronen en vooral ook
eigen 'waarden en normen'. Neem de Hoefkade, de bonte, kilometerslange straat
die als een slagader door die 'andere' stad loopt. De horeca - inclusief mijn
geliefde Café Mogadishu - is er van het begin tot het einde alleen voor
mannen. De enige uitzondering is de Arbil. Daar heeft de eigenaar, een
Koerdische vluchteling uit de Noord-Iraakse stad Arbil, in de eetzaal een
soort tuinschutting geplaatst. Boven het poortje staat met sierlijke letters
'familiehoek'. Ongehinderd door gulzige mannenblikken kunnen moslima's daar
van hun maaltijd genieten. Zo is dat ook in Saoedi-Arabië geregeld. Daar zijn
zelfs in Amerikaanse ketens als Burger King en McDonald's tot aan de kassa
schuttingen geplaatst om mannen en vrouwen gescheiden te houden. De onlangs
opgeheven Luchroom Beer bij de ingang van de Haagse Markt bood een andere
oplossing: de moslima's aten buiten. De bestellingen werden door een raam
uitgeserveerd. Dus wij, mannen, zaten knus binnen en de vrouwen aten - staand
- buiten.
De afstand die nu tussen mannen en vrouwen in grote delen van Den Haag de
rigueur is, komt nog scherper tot uiting bij wat ik in mijn boek het 'Nieuwe
Kijken' noem. Ik doel daarmee op de vrome, zedige, op de grond gerichte blik
waartoe de imams de moslimzusters - en niet te vergeten de moslimbroeders -
regelmatig oproepen. Het is een manier van kijken die niet goed aansluit bij
onze nogal brutale Hollandse volksaard. In de moskee wordt gewaarschuwd dat
Satan zit te wachten op dat fatale moment waarop een vrouw zich laat gaan en
haar blik toch de blik van een man kruist. In een stuk of tien Haagse wijken
is dat Nieuwe Kijken inmiddels de dominante norm; het wordt door moslima's
gebruikt als een soort virtuele boerka: in de publieke ruimte scheiden zij
zich ermee af van de 'ander'.
Veel migranten zijn naar ons land gekomen niet vanwege maar ondanks onze
Hollandse waarden en normen; niet vanwege onze zondige levensstijl, maar
ondanks onze zondige levensstijl; niet omdat de vrouwen hier vrijgevochten
zijn, maar ondanks die vrijgevochtenheid; niet vanwege onze haram etenswaar
en boulevardbladen en alcohol en reclames, maar ondanks dat alles. Bijna
overbodig waarschuwt de website van de Amsterdamse El Ouma-moskee de
gelovigen om toch vooral weg te blijven op feestelijkheden -
verjaardagsfeesten, Sint-Maarten, Sinterklaas, Kerstmis, jubilea - van niet-
gelovigen. 'Hoe kunnen we ze feliciteren met het feit dat ze ongehoorzaam
zijn aan Allah?'
Onze steden bieden migranten de ruimte om zich vrijwel volledig aan dat
vunzige leven te onttrekken. Vanaf de kruising van de Vaillantlaan met de
Hoefkade kun je een uur lang stevig doorstappen - bijvoorbeeld via de Laak en
de Spoorwijk naar de Molenwijk of via het Transvaalkwartier en de noordzijde
van het Zuiderpark naar Bouwlust - zonder dat 'andere' Den Haag te verlaten.
De parallelle samenleving is wat omvang betreft het kritische punt waarop
aanpassing aan Nederlandse waarden en normen misschien nog voor de hand lag
al lang gepasseerd. Is dat erg? Op zich niet. Zeker vanuit een ethisch
standpunt is het bestaan van een meervoudig Nederland te verdedigen. Heeft
niet een ieder het recht zijn of haar leven naar eigen inzicht in te richten?
Er is echter een complicatie: in een land waar weinig cohesie en solidariteit
zijn en waar de mensen geen gedeelde geschiedenis hebben en geen - zelfs maar
vage - consensus over de toekomst kan de boel gemakkelijker ontsporen.
VOOR HET MINISTERIE van Buitenlandse Zaken heb ik enkele jaren in Kosovo en
Bosnië gewerkt. Ik ben daardoor redelijk goed bekend met Mostar en ook met de
Noord-Kosovaarse stad Mitrovice, twee steden waar, gescheiden door een
rivier, aan de ene kant christenen wonen en aan de andere kant moslims. In
beide steden vierde segregatie hoogtij en in beide steden is zwaar gevochten.
Ik weet het, de conflicten op de Balkan kunnen niet worden gereduceerd tot
godsdienstoorlogen. Daarvoor zijn ze veel te complex. Maar toch speelden
cultureel-religieuze aspecten vaak een grote rol. Niet voor niets waren in
Kosovo juist moskeeën en kerken en kloosters geliefde doelwitten. Soms waren
op de Balkan de scheidslijnen voor een buitenstaander niet eens zichtbaar,
maar bleken ze wel degelijk te bestaan en als het ware in het collectieve
geheugen van de lokale bevolking te zijn geformatteerd.
Dat merkte ik in de Macedonische stad Tetova, even ten zuiden van Kosovo. In
het voorjaar van 2001 brak er een burgeroorlog uit. Gelukkig kon die brand
met internationale bijstand nog net op tijd worden geblust. Op 16 maart 2001,
de eerste dag waarop het misging, was ik toevallig in Tetova. Toen ik er 's
ochtends vanuit Pristina arriveerde, was het er vredig. Er werd druk
gewinkeld en de cafés zaten vol. Goh, wat een leuk stadje, dacht ik nog.
Enkele uren later werd er volop geschoten, vooral vanuit de heuvels boven de
stad. Tetova bleek een mozaïek te zijn van enerzijds moslim-Albanese en
anderzijds christelijke Slavische enclaves. Iedereen moest opeens van
straathoek naar straathoek rennen, dekking zoekend in portieken en steegjes.
Voor enkele dagen was Tetova een Sarajevo. Maar in de geschiedschrijving over
de woelige Balkan zal 'Tetova' gelukkig hooguit een voetnoot zijn.
Op de Balkan zijn ook steden met een gemengd moslim-christelijke bevolking
waar het wél goed ging. Bijvoorbeeld Novi Pasar, de hoofdstad van de
Servische provincie Sandzjak. De Sandzjak ligt als een buffer tussen Bosnië
en Kosovo. Toen er in Bosnië gevochten werd, bleef het in de Sandzjak rustig.
En toen er enkele jaren later in Kosovo gevochten werd, bleef het opnieuw in
de Sandzjak rustig. Ook in Afrika zijn gebieden waar moslims en niet-moslims
vrijwel wrijvingsloos naast elkaar leven. Rwanda, Burundi, Kenia, Oost-Congo
en Tanzania zijn goede voorbeelden. Maar meer in het algemeen geldt dat het
helaas makkelijker is om gebieden te noemen waar het de afgelopen decennia
misging. Libanon. Irak. Nagorni-Karabach en Georgië, Tsjetsjenië, Dagestan op
de Kaukasus en het onverwachte, bloedige conflict tussen christenen en
moslims op de Molukken. Of neem de Kristallnacht die volgde op de uitroeping
van de sharia-wetgeving in Soedan. Die gebeurtenis leidde tot een exodus van
Armeniërs, Grieken en Kopten. Ze hadden al generaties lang in Soedan gewoond.
Met hun hotelletjes, bars, winkels en restaurants vormden ze een klein, maar
niet onbelangrijk segment van de Soedanese middenstand. Ze spraken Arabisch
en hadden zich geïntegreerd. Maar ze wisten na die nacht dat er voor hen geen
plaats meer was.
IN NEDERLAND BLIJFT optimisme bestaan over de integratie en over de inpassing
van de islam in onze samenleving. En op een aantal punten - kennis van de
Nederlandse taal, participatie in het hbo - gaat het met de integratie ook
inderdaad de goede kant op; lees maar Hoezo mislukt? De nuchtere feiten over
de integratie in Nederland van journalist Frans Verhagen. Maar met name bij
de absorptie van een assertieve, wereldwijd opbloeiende islam kunnen
vraagtekens worden gezet. Dat roept de vraag op: en als het nu eens níet
lukt? Wat dan?
Onlangs schreef de Amerikaanse econoom Kenneth Rogoff een boek onder de titel
This Time Is Different. Het gaat niet over de islam en over integratie, maar
over de jongste economische crisis. Hij beschrijft de nonchalance van de Wall
Street-bankiers en van zijn collega-economen, die de broosheid van het nieuwe
financieel stelsel met zijn ingewikkelde constructies wegwuifden. Debt
default swaps - hoezo riskant? Alles was door mathematici doorgerekend en
alle denkbare risico's waren afgedekt. En ging het ook niet zo bij de
internetzeepbel? De voorspelde beurswaarde van World Online was gelijk aan
die van Unilever. Als je eraan twijfelde, was je een beetje zielig. Zo lijken
nu ook veel mensen in de integratiebranche in de ban te zijn van This Time Is
Different-denken. Ze vinden, vermoed ik, dat wij in West-Europa gewoon anders
zijn. We zijn hier geen Balkan en al helemaal geen Kaukasus.
Waarschuwingstekens als de opkomst van de PVV en de geruisloze, maar massale
uittocht van autochtonen uit de steden worden door hen en door 'de politiek'
meestal gebagatelliseerd. Slechts op ongewone momenten - bijvoorbeeld direct
na de moord op Theo van Gogh - lijkt te worden erkend dat het zelfs langs de
band van een toch relatief klein incident tot een enorme clash tussen
autochtoon en allochtoon Nederland had kunnen komen. Slechts weinigen kwamen
ervoor uit dat zij zich ook lang voorafgaand aan die moord al ongemakkelijk
voelden. Een van hen was de uit Somalië gevluchte schrijfster Yasmine Allas.
Op een herdenkingsbijeenkomst voor Van Gogh sprak zij de woorden: 'Als je uit
een oorlogsland komt, dan weet je wat haat en onverdraagzaamheid in een
samenleving teweeg kunnen brengen. Als ervaringsdeskundige ruik je de
veenbrand nu eenmaal eerder.'
Willen we de grenzen opzoeken van wat onze samenleving aankan? Of kiezen we
ervoor om pas op de plaats te maken? Ons land is gevoelsmatig zeker niet
overbevolkt. Dat wordt wel bewezen door de migratie vanuit de oostelijke
provincies richting drukke Randstad. Het valt niet te ontkennen: we houden
van vol. Maar het huidige tekort aan sociale cohesie zou een goede reden
kunnen zijn om zekerheidshalve toch maar een adempauze in te lassen. Om te
proberen instroom en uitstroom van migranten in evenwicht te brengen. Veel
van de problemen in onze steden hebben te maken met tweede en derde generatie
allochtonen. Daar kunnen we niet meer omheen. Maar de netto instroom is wél
iets waaraan nog te sleutelen valt.
Hoogleraar sociologie Han Entzinger wees er ooit op dat de - op het toppunt
zestigduizend - gastarbeiders de basis vormden voor een Turkse en Marokkaanse
gemeenschap van gezamenlijk meer dan zeshonderdduizend mensen. Een relatief
kleine instroom kan dus verderop voor een gigantische demografische
verschuiving zorgen. Het toelatingsbeleid is de afgelopen jaren aangescherpt.
Maar het heeft onvoldoende soelaas gebracht. Er lijkt ook weinig rek meer te
zitten in het huidige instrumentarium. We zouden dus nieuwe wegen moeten
bewandelen. Veel opties zijn er niet. Toch zou ik - zeker nu een nieuw
kabinet geformeerd moet worden - met twee suggesties willen komen.
Steun bij uitburgering
Veel migranten verlaten ons land weer. Volgens nieuwe gegevens van het CBS is
35 procent na zes jaar weer weg. Marokkanen zijn relatief honkvast, maar van
de Chinezen is na zes jaar bijna de helft weer vertrokken. Voor velen is
Nederland dus meer draaideur dan 'land van aankomst'. Bijna allen vertrekken
op eigen kracht. Dat was ook het geval bij bijvoorbeeld de Somalische
vluchtelingen, die zich enkele jaren geleden massaal hebben 'uitgeburgerd'.
Van de vijftigduizend Somaliërs die hier ooit waren zit nu meer dan tweederde
in Engeland. Ook zij deden dat op eigen kracht. Engeland bood betere kansen.
Het was in hun ogen minder bureaucratisch, iets wat de van nature
ondernemende Somaliërs goed zint.
Als zo veel mensen zonder steun vertrekken, moet er ook een hele categorie
migranten zijn die met een beetje steun hetzelfde zouden doen. Er zit een
vreemde kronkel in ons beleid. Migratie wordt door Den Haag gezien als iets
wat bij mondialisering hoort. Maar zodra migranten hun eerste stap op
Nederlandse bodem zetten, zeggen we ze, misschien niet met zoveel woorden
maar wel door ons handelen: vanaf nu is het verder afgelopen met je
geglobaliseer. Het idee dat Nederland voor sommigen misschien helemaal niet
het allerbeste en geschiktste land is, komt bij ons niet eens op. Je moet de
Nederlandse taal leren, zeggen we ze. Dit ondanks het feit dat Nederlands in
de wijde wereld onbruikbaar is. Je moet voor Nederland kiezen, zeggen we ze.
Maar hoe is het destijds eigenlijk allemaal gegaan? Zo'n migrant in spe praat
in een theehuis in Nairobi met een mensensmokkelaar. Die zegt: ik kan Canada
voor je doen voor zoveel en Finland kost x en Nederland kost y. En dan blijkt
dat Nederland een paar duizend euro goedkoper is. Een goede deal. Dus wordt
het Nederland. De 'keuze' voor juist ons land is dus vaak flinterdun.
Tijdens mijn omzwervingen door het andere Nederland ben ik veel mensen
tegengekomen die hier verpieteren. Ze zochten een nieuw leven, maar liepen in
een fuik. Vandaar dat ik wil suggereren om een deel van het geld dat voor
inburgering wordt aangewend - en dat dus vaak sowieso wordt verspild
(Nederland/draaideur) - te kanaliseren naar uitburgering. En dat we proberen
mensen die hier al enige tijd geleden zijn gearriveerd en nu langzamerhand
wel zeker weten dat zij hier nimmer wortel kunnen of willen schieten verder
te helpen.
Uittreding - voor tien jaar -
uit het Vluchtelingenverdrag
Technisch gezien is de tijdelijke opzegging van het Geneefse
Vluchtelingenverdrag eenvoudig: een brief aan de secretaris-generaal van de
Verenigde Naties. Artikel 44 bepaalt dat er een opzegtermijn is van twaalf
maanden. Politiek gezien ligt het natuurlijk moeilijker. Er wordt in Brussel
- weliswaar niet erg voortvarend - gewerkt aan een Europees asielbeleid en
daar zou de tijdelijke sluiting van het IND-loket niet met gejuich worden
ontvangen. Er zouden ook problemen komen met tal van respectabele
organisaties, die vinden dat in beginsel iedereen hier asiel moet kunnen
aanvragen. De overgrote meerderheid van de asielzoekers - het waren er in de
afgelopen twee decennia zo'n 450.000 - is in feite arbeidsmigrant. Er bestaat
nu eenmaal geen goede internationale regeling voor arbeidsmigratie.
Een goede kennis van mij is asielzoekster in België. Ze komt uit Afrika, uit
het Grote Merengebied, en verblijft al een half jaar in een
asielzoekerscentrum met tweehonderd anderen. Volgens haar zijn hooguit acht à
tien van hen 'echte' vluchtelingen. En de rest? Tja, die zitten er dus om
andere redenen. De Belgische rechter zal er uiteindelijk wellicht anders over
oordelen, maar die krijgt meestal weer niet de verhalen te horen die mijn
Afrikaanse kennis wél opvangt. In ons land zal het weinig anders zijn.
Ik ken in het internationaal recht geen ander juridisch instrument dat zo
fraudegevoelig is en tóch zo hardnekkig wordt verdedigd. Trouwens ook voor al
diegenen die - volkomen begrijpelijk - slechts op zoek naar werk en een beter
leven naar ons land komen, kan dat oneigenlijke beroep op het
Vluchtelingenverdrag penibel zijn en allerlei gewetensvragen oproepen. Zij
moeten hun identiteitspapieren doorspoelen, ze moeten een 'alias' aannemen en
ze moeten hier verder met een levensverhaal dat niet hun échte levensverhaal
is. 'Ik heb meegemaakt hoe mijn moeder voor mijn eigen ogen werd gelyncht.
Dat beeld zal ik nooit meer kwijtraken...' - terwijl moeder gewoon nog
lerares is in Bujumbura of Kinshasa. Dan is er ook altijd het risico dat je
wordt 'gesnapt'. Neem de leden van de Borana-stam die nu als 'erkende
vluchtelingen' in Nederland zijn. De Borana zijn nomaden uit het grensgebied
tussen Ethiopië en Kenia. Zij spreken een taal die verwant is aan het
Somalisch en, veel belangrijker, hun gelaatstrekken lijken op die van de
Somaliërs. Dus konden ze hier vrij eenvoudig asiel krijgen. Maar ze zullen in
ons land voor altijd op hun qui-vive moeten zijn.
De opvang van asielzoekers is een dure zaak. Veel van het geld komt echter
niet bij de doelgroep terecht. We gebruiken het namelijk voor onszelf. Zo
staat op de rijksbegroting voor 2010 in het kapittel inzake de IND een
kostenpost van ruim 89 miljoen voor 'Hoofdproduct Asiel' en van 22 miljoen
voor 'Hoofdproduct Voorbereiding Terugkeer' (sic!). Over tien jaar gerekend
kost dus alleen al de afhandeling van asieldossiers binnen die organisatie
ruim een miljard euro. Zo'n bedrag steekt schril af bij de armoede van de
vluchtelingenkampen in de Derde Wereld. Daar staan vrouwen en kinderen uren
in de rij voor een jerrycan water. Er wordt gegeten wat wordt gedistribueerd:
rijst, meel, spijsolie, melkpoeder en suiker. Jaar in, jaar uit.
Waarom de besparingen op 'tien jaar geen asiel' niet ten goede laten komen
aan vluchtelingenkampen in de Derde Wereld? Ik zou er zelfs blij mee zijn.
Met name in de jaren negentig heeft Nederland naar verhouding veel meer
mensen opgevangen dan de meeste andere Europese landen. Dat maakt het
makkelijker om te zeggen: sorry, we willen op adem komen en doen nu tien jaar
niet meer mee. Ook de - weliswaar weinige - echte vluchtelingen zouden in
casu dus tevergeefs aankloppen? Ja. Ook zij zouden zich in een ander land
dienen aan te melden. Er zijn geen rechtstreekse verbindingen tussen
Nederland en landen als Somalië, Irak en Afghanistan. Vrijwel altijd gaat de
reis door een reeks andere landen. Afghanen die de Istanbul-route volgen,
passeren minimaal acht landen voordat zij bij ons de grens over komen. Zij
zouden hun asielaanvraag dus voortaan, of althans gedurende de adempauze,
iets eerder in de landenketen moeten indienen.
Een tijdelijke uittreding uit het Geneefse Vluchtelingenverdrag is natuurlijk
een verre van elegante stap. Maar zij zou mijns inziens wel helpen om ons
land weer in balans te krijgen, zeker als ook de al bestaande regels rond
migratie streng worden toegepast en er bovendien, parallel aan inburgering,
ook pro-actief aan uitburgering wordt gewerkt. De door Paul Scheffer
gesignaleerde 'wrokkige opstand van burgers' heeft zich vertaald in de grote
opkomst van de PVV. Maar ik wil liever een land dat iets van zijn
'maakbaarheid' herwint. Een land waar de mensen tevreden zijn in plaats van
boos.
Robbert van Lanschot werkt in deeltijd voor het ministerie van Buitenlandse
Zaken. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel. Zijn boek Café
Mogadishu verscheen dit voorjaar bij Mets