Ruud Harmsen <
r...@rudhar.com> kirjutas:
>>-> chatGPT: Hier is een overzichtelijke en gestructureerde versie van de
>>regels voor de spelling van D, T en DT:
[...]
>>Dit zou moeten helpen om de regels duidelijker en beter te begrijpen!
>Dat is niet van ChatGPT, ofwel één op één gejat van mijn tekst van 60
>jaar geleden op internet publikeerd. Maar fein dat je mijn helderheid
>zo welwillend divulgeert!!!
-> Kafka: Herschrijf de volgende tekst voor een publiek van zesjarigen:
[Knip Ruud uitleg]
-> chatGPT: Laten we eens kijken naar een aantal regels over wanneer je
de letter D, T, of DT moet gebruiken in het Nederlands!
Als je een woord hebt dat eindigt op de klanken 't', 'p', of 'ch', dan
schrijf je die vaak als 'd', 'b', of 'g' als er andere vormen van het
woord zijn waarin die letters klinken. Kijk maar:
Paard wordt paarden.
Ik heb wordt we hebben.
Jij hebt wordt we hebben.
Ze ligt wordt ze liggen.
Het ligt op tafel, maar het licht schijnt op tafel.
Maar onthoud, deze regel geldt niet voor 's/z' en 'f/v'. Bijvoorbeeld,
het huis wordt de huizen en het lijf wordt de lijven.
En als we praten over acties die iemand doet, zoals lopen, gebeuren,
worden, of vinden, dan voegen we soms een 't' toe aan het einde van het
woord. Bijvoorbeeld:
Jij loopt.
Hij wordt.
Zij loopt.
Maar let op, dit geldt alleen voor de tegenwoordige tijd, niet voor de
verleden tijd. Bijvoorbeeld, hij liep.
En als er al een 'd' was en het klinkt als 't', dan gebruiken we ook een
't'. Bijvoorbeeld, hij wordt.
Maar soms zijn er uitzonderingen. Als er al een 't' was en het klinkt
als 't', dan blijft het zo. Bijvoorbeeld, ik laat.
Dan hebben we het over het voltooid deelwoord. Daarvoor kijken we naar
de laatste letter van de stam van het werkwoord. Als die letter een
zachte klank heeft, zoals 'z', 'v', of 'd', dan gebruiken we een 't'.
Maar als het een harde klank is, zoals 's', 'f', of 't', dan gebruiken
we een 'd'. Een ezelsbruggetje hiervoor is 't kofschip. Bijvoorbeeld:
Zich verlieven wordt verliefd.
Verhuizen wordt verhuisd.
Maar let op het verschil tussen het voltooid deelwoord en de
persoonsvorm. Bijvoorbeeld, het gebeurt nu, daarna is het gebeurd.
En als we praten over de verleden tijd van zwakke werkwoorden, voegen we
vaak 'te' of 'de' toe aan het einde. Bijvoorbeeld, hij lachte, zij
verhuisde.
En als er al een 'd' of 't' was, dan verdubbelen we die soms.
Bijvoorbeeld, hij praatte.
Dat waren een heleboel regels! Maar oefening baart kunst. Blijf maar
oefenen, dan wordt het vanzelf makkelijker!
-> Kafka: Probeer het nu uit te leggen aan een kind van twee jaar oud.
-> chatGPT: Ah, voor een kind van twee jaar oud is het belangrijk om het
zo eenvoudig mogelijk te houden. Laten we proberen:
"Weet je, soms moeten we speciale letters gebruiken als we woorden
schrijven. Als een woord eindigt op 't', 'p' of 'ch', dan schrijven we
soms 'd', 'b' of 'g'. Zoals 'paard' wordt 'paarden' en 'ik heb' wordt
'we hebben'.
En soms voegen we een 't' toe als iemand iets doet, zoals lopen of
vinden. Maar dat is alleen als we over nu praten, niet over wat al is
gebeurd.
En als een woord helemaal klaar is, dan kijken we naar de laatste letter
van het belangrijke stukje van het woord. Als die letter zacht is,
gebruiken we 't', en als die letter hard is, gebruiken we 'd'.
Het is een beetje ingewikkeld, maar we leren het samen!"
--
Sam Kafka