Van de andere genomineerden heb ik alleen _Geheime Kamers_ gelezen. Dat
viel me erg tegen. Als puber had ik hartstochtelijk met Brouwers
meegehuild om de dood van zijn poes en de onbereikbaarheid van de
geliefde, maar deze hernieuwde kennismaking na jaren van
Brouwersloosheid was een ontgoocheling. Ik vond zijn roman nogal vlak,
met erg bedachte personages vol bedachte complexen en problemen. Ligt
dat aan mij?
Hoe dat ook zij: hoewel ik de andere genomineerde boeken niet heb
gelezen, mag Leo Pleysier van mij de prijs krijgen. Misschien wordt hij
dan een beetje bekender. In Nederland is hij volgens mij veel onbekender
dan Erwin Mortier. Terwijl hij toch net zulke leuke boeken schrijft.
Ik heb genoten van _Volgend jaar in Berchem_. Nu moet ik er meteen bij
zeggen dat mijn kritische zin meteen al een stuk minder wordt als een
boek vol zit met prachtige Vlaamse spreektaal. Misschien maakt dat mijn
oordeel te mild, want zoals al Pleysiers boeken (altijd van die dunne
romannetjes, eerder novellen dan romans) bevat ook zijn nieuwste veel
mooi Vlaams.
Daarin lijkt het trouwens een beetje op Erwin Mortiers debuut _Marcel_.
In Mortiers tweede roman zat een stuk minder Vlaamse spreektaal: ik vond
het meteen een stuk minder leuk.
Mortier werd hier een kassucces. Van mij mag Pleysier dat ook worden.
Naast Vlaamse spreektaal bood Mortiers boek ook nog verbindende teksten
met hij een Faulkneriaans weelderig-poėtisch taalgebruik. Dat was soms
mooi, maar vaker vond ik het riskant: de stijl van iemand die denkt dat
literatuur (de schone letteren) neerkomt op "mooi schrijven".
Het is precies dat wat bij Pleysier ontbreekt. Bij hem is de stijl
sober, onopgesmukt - alleen het Vlaams geeft het boek (voor Nederlandse
lezers) nog iets exotisch.
Dat Vlaams komt voor in de gesprekken - gesprekken die het voornaamste
bestanddeel zijn waaruit Pleysiers romans bestaan. Een en al dialoog
zijn ze. Pleysier toont daarbij een enorm talent om de ritmen van
spreektaal en de dynamiek van een gesprek te registreren. Hij is er een
ware meester in - en zijn nieuwste roman is van dat meesterschap een
mooie proeve.
Het begint al meteen goed met het motto van de roman: een uit zijn
verband gerukt citaat van Eliot, het slot van "Prufrock" - human voices
wake us and we drown. Zo zal het ook gaan.
_Volgend jaar in Berchem_ gaat over een familiebijeenkomst. Op
nieuwjaarsdag komen de broers en zussen van één gezin bijeen in het huis
van een van hen. Wat we krijgen opgediend, is een symfonie opgebouwd uit
de gespreksflarden van dat familiebezoek. Eerst pakken de kinderen
cadeautjes uit. Dan worden ze gauw naar de speelkamer gesluisd, en
terwijl zij daar (en elders in het huis) hun kattenkwaad uithalen,
keuvelen de volwassenen verder. De broers en zussen halen in de zithoek
herinneringen op aan hun overleden vader. Hun getrouwde aanhang heeft
geen zin in dat voortdurende gewroet in een verleden dat zij niet delen,
en gaat aan de eettafel met elkaar zitten kaarten.
De stemmen worden kunstig door elkaar geweven. De dochter die "onze
vader" zijn afstandelijkheid verwijt. De zoon die het voor hem opneemt
(hij moest immers de kost verdienen!). De dochter die "onze vader" zijn
wreedheid jegens de dieren op de boerderij verwijt. En de getrouwde
aanhang die een tegenpartij blaast door geėrgerd opmerkingen over dat
voortdurende terugkijken van hun echtgenoten. En daar tussendoor
opzwellende stormen van verontwaardiging over het kattenkwaad dat de
kinderen uithalen in belendende kamers.
Na zo'n 120 niet bijzonder dichtbedrukte pagina's is het verhaal al
voorbij. Pleysier heeft de sfeer van zo'n familiebijeenkomst goed
weergegeven. Hier en daar komt iemand met zulke gedetailleerde
herinneringen aan de vader, dat een stukje monoloog niet meer helemaal
realistisch is als gesproken tekst. Maar Pleysier stopt daar altijd net
op tijd mee, hij doseert het precies goed.
Toch denk je na lezing aanvankelijk misschien: Was dit het dan?
Familiegekeuvel op een nieuwjaarsdag, goed geregistreerd en treffend
weergegeven, dat wel... maar is dat alles?
Maar het boek blijft rondzingen in je hoofd. Het zit thematisch veel
hechter in elkaar dan je eerst merkt. Al die anekdotes over dode dieren,
of bijna dode dieren die moeten worden afgemaakt. Geweld tegen dieren,
en geweld van dieren. Geweld van voetbalsupporters, geweld van mens
tegen dier en van mens tegen mens. Speculaties over wat "onze vader" in
de oorlog heeft gedaan. Slachtoffers van de oorlog, van het verkeer, van
geweld. Het steeds terugkerende "onze vader" - dat niet meteen een
religieuze ondertoon lijkt te hebben, maar op den duur misschien toch
wel.
Of misschien toch weer niet... Want Pleysiers boeken zitten niet zo vol
mythologisch-religieuze verwijzingen als die van Claus. Althans, niet
dat ik zie.
Maar _Volgend jaar in Berchem_ is wel een heel knap gecomponeerde
gesprekspolyfonie. En uiteindelijk is het volgens mij een bezinning op
het thema van geweld en beschaving. Ik vond het in zijn karige 120
pagina's een stuk boeiender, rijker en bevredigender dan de dikke pil
van Brouwers.
En de investering is gering. Bevalt _Volgend jaar in Berchem_ niet, dan
heb je er maar weinig tijd mee verdaan.
Dus probeer deze schrijver eens uit. Hij is Vlaams. Hij is goed. En hij
heeft een naam die uitnodigt tot flauwe woordspelingen. Wat wil je nog
meer? Lees Pleysier.
--
Frank Lekens
operamail.com is where it's really @
> Zaterdagavond wordt de Gouden Uil uitgereikt.
En geen mens die verwonderd is dat Brouwers hem gekregen heeft.
De "mandarijn" heeft nogmaals de centen binnen.
Ik heb een hekel aan Brouwers, en zal het boek nooit of nooit lezen.
> _Volgend jaar in Berchem_ van Leo Pleysier.
ga ik kopen daarentegen
Frank is tot hiertoe een goede raadgever gebleken,
en als hij bovendien lyrisch wordt over Vlamingen :-)
Ik ben benieuwd wat je van Pleysier vindt; of je het niet te "dunnetjes"
vindt, bijvoorbeeld. (Als er al kritiek is, stel ik me voor dat het die
zal zijn.)