De Sandwich, van A.F. Th. van der Heijden. Veel meer dan 13 jaar
geleden (toen het boek verscheen) viel Martin op hoezeer dit een
tussendoortje is: het is eigenlijk alleen maar een virtuoos
geconstrueerde autobiografische vertelling over twee kennissen van
vroeger die allebei dood zijn. Om de een of andere reden wil de
verteller een herinnering proberen op te delven waarin die vriend en die
vriendin samenzijn en aan het eind lukt hem dat ook en is dat een
herinnering die geinterpreteerd kan worden als: jij gaat niet dood. Van
der Heijden probeert, naar Martins indruk, de lezer helemaal niet te
overtuigen van het feit dat het verschrikkelijk is dat de vrienden dood
zijn (en daarmee onderscheidt Van der Heijden zich al gunstig van al die
andere autobiografische boeken waarin de lezer de hele tijd het
ongemakkelijke gevoel krijgt dat hij eigenlijk zeer treurig zou moeten
zijn om de dood van deze of gene, die hem werkelijk koud laat) en
eigenlijk is die uiteindelijke herinnering nu ook niet zo enorm
interessant. (De vriendin lag na afloop van een eindexamenfeestje op de
vriend en vroeg aan 'Adrien' om weer op haar te komen liggen; maar goed
dat hij dat niet gedaan heeft, want dan had hij de sandwich van de dood
voltooid.)
Maar het boek is wel echt meesterlijk en virtuoos geschreven, met
prachtige zinnen en idem ditto beeldende details, zodat je je geen
moment verveeld (ook daarin onderscheidt dit boek zich dus alweer
positief van het gros). Het enige wat Martin op Van der Heijdens stijl
af te dingen heeft is dat ook de mensen in AFThvdHs boeken altijd zo
poetisch praten. Als dat dan min of meer 'volkse' personages zijn
krijgen ze wel, door middel van een paar spellingstrucs, een 'volks'
accent aangemeten, en dat leidt Martin dan wel eens een beetje af, zoals
in de volgende passage. De volgende passage wordt volgens Martin
bijvoorbeeld ontsierd door dat rare citaat:
"Karine was er niet meer, maar over de bruggen van de stad kromden zich
potloodgele trams; in de delicatessenzaak op de hoek van de
Prinsengracht en Leidsestraat werd ham van het been gesneden door een
jongen met een blauwe halsdoek; kinderen bliezen in de Kerkstraat
ijshopen op door middel van vuurwerk over van Nieuwjaar; voetgangers
drukten zich tegen de gevels om een politiewagen met sirene en
zwaailicht te laten passeren, waarna een man voetstampend tegen de kou
riep: 'Flauwekul. Ze hoeven enkelt de kroketten voor de collega's op het
bureau zien te krijgen, de slijmerds.'"
Door de rest van deze alinea laat Martin zich zo meeslepen, het winterse
Amsterdam van de vroege jaren tachtig in, dat je te zien (potloodgele
trams, blauwe halsdoek), te ruiken (ham), te horen (vuurwerk, sirene) en
te voelen (drukten zich tegen de gevels) krijgt, maar dat zogenaamde
citaat met 'enkelt' en 'slijmerds' werkt dan voor Martin als een domper:
net alsof je in een mooie film ineens een schaduw van een microfoon ziet
hangen. Zo'n volzin met een hele psychologische verklaring, die roept
iemand niet die tegen de gevel gedrukt staat te voetstampen.
Het is merkwaardig, vindt Martin: AFThvdHs is duidelijk een van de
grootste taalvirtuozen die op dit moment in ons taalgebied rondlopen en
hij laat duidelijk blijken 'zijn ogen en oren wijd open te zetten'. Maar
nu net als het om de _observatie_ van taalgebruik van andere mensen
gaat, laat hij het afweten. Iedereen praat in de boeken van AFThvdH
eigenlijk altijd hetzelfde: in de stijl van Van der Heijden.
Desalniettemin heeft Martin er geen spijt van dit boekje nog eens
gelezen te hebben: een lekker tussendoortje! (als een plak ham die door
een jongen met een blauwe halsdoek is afgesneden.)
> 'Flauwekul. Ze hoeven enkelt de kroketten voor de collega's op het
> bureau zien te krijgen, de slijmerds.'"
>
> Door de rest van deze alinea laat Martin zich zo meeslepen, het winterse
> Amsterdam van de vroege jaren tachtig in, dat je te zien (potloodgele
> trams, blauwe halsdoek), te ruiken (ham), te horen (vuurwerk, sirene) en
> te voelen (drukten zich tegen de gevels) krijgt, maar dat zogenaamde
> citaat met 'enkelt' en 'slijmerds' werkt dan voor Martin als een domper:
> net alsof je in een mooie film ineens een schaduw van een microfoon ziet
> hangen. Zo'n volzin met een hele psychologische verklaring, die roept
> iemand niet die tegen de gevel gedrukt staat te voetstampen.
AFThvdH is duidelijk geen volksschrijver. Hij hoeft de deur van zijn
ivoren toren maar op een kiertje te zetten om te horen dat volkse types
hun zinnen doorgaans niet eindigen met scheldwoorden. Die fucking
proleten zetten ze aan het begin! Wat IMO taalkundig gezien logisch is,
omdat scheldwoorden 'makkelijke' woorden zijn, woorden die dichter bij
het gevoel staan en daarom snel worden ingezet, in ieder geval sneller
dan complete zinsconstructies, door mensen die zich meer door hun gevoel
dan hun verstand laten leiden.
En dat 'flauwekul' slaat natuurlijk helemaal nergens op. Een aanloopje
voor een zin die helemaal geen aanloopje moet hebben.
Ik ben ACWvK, maar als ik AFThvdH was, zou ik hebben geschreven: "Daar
gaan de krokketten voor de collega's." Of alleen "Krokketten voor de
collega's." Meer niet. Scheldwoorden hoeven er niet bij, want uit het
zinnetje spreekt al voldoende minachting.
> Het is merkwaardig, vindt Martin: AFThvdHs is duidelijk een van de
> grootste taalvirtuozen die op dit moment in ons taalgebied rondlopen en
> hij laat duidelijk blijken 'zijn ogen en oren wijd open te zetten'. Maar
> nu net als het om de _observatie_ van taalgebruik van andere mensen
> gaat, laat hij het afweten. Iedereen praat in de boeken van AFThvdH
> eigenlijk altijd hetzelfde: in de stijl van Van der Heijden.
Het is niet enkelt een AFThvdH-probleem. Zo heeft een straatwijze New
Yorker als Bob Fingerman een scherpe pen vol rake humor, en dat is zeker
toe te juichen, maar jammer genoeg heeft hij ook de gewoonte om zijn,
verder uitstekende en min of meer realistisch bedoelde stripreeks
_Minimum Wage_ te bevolken met louter Fingermannetjes, van de bakker tot
de slager, van de performance-artiest tot de pornoblaadjesuitgever,
allemaal hebben ze dezelfde scherpte, allemaal hebben ze hun bijtende
woordje klaar. Hierdoor wordt de herschapen werkelijkheid dusdanig
particulier dat de beruchte 'suspension of disbelief' wordt opgeheven en
dat je inderdaad de hand van de schepper door het beeld ziet schuiven.
En wat te denken van een serie als _Derrick_. Daarin praat zelfs de
onderste laag van de bevolking keurig Duits. In _Pleidooi_ hebben de
boeven wel een rauw accent, maar *wat* ze zeggen is grammaticaal,
syntactisch etc. volkomen correct. Sprak ik maar zo goed Hollands, denkt
Arthur dan wel eens. En dan denkt hij dat het misschien goed voor zijn
taalgebruik zou zijn als hij een boef werd. Maar dan wordt hij de
volgende ochtend wakker met een enorme kater en ziet hij de dingen weer
heel anders. Eigenlijk ziet hij ze liever niet (die dingen) en probeert
hij weer in slaap te vallen, wat in deze tijd van het jaar gelukkig geen
onmogelijke opgave is, omdat de kinderen die het uiterst naburige
schoolplein tot een grote, krijsende wekker maken lekker met vakantie
zijn.
Proost,
Arthur.