Graag wil ik volgend probleempje even voorleggen :
Ik ben 1m92 groot en heb een binnenbeenlengte van 90,5 cm.
Ik rij op een frame maat 59+3 (frame maat 59, met 3 cm verlengde
balhoofdbuis en staande buis).
Ik gebruik cranks van 175 mm.
Mijn zadelhoogte was tot heden nogal hoog afgesteld op "het gevoel" zonder
echt meetwerk te verrichten.
Daar ik regelmatig last krijg van pijn in de rug (juist boven het bekken) na
+/- 50 km fietsen, ben ik in de vakliteratuur eens gaan neuzen naar de
voorgeschreven zadelhoogte voor mijn lichaamsmaten.
Als ik de algemeen aangenomen formule voor het bepalen van de zadelhoogte
toepas (binnenbeenlengte x 1,08) kom ik aan een resultaat van 90.5 cm x 1,08
= 97,7 cm (bovenzijde zadel tot hart pedaalas).
Met het zadel op deze hoogte afgesteld heb ik een proefritje gemaakt en had
ik het gevoel dat het zadel nu te laag staat en ik de kracht van de
dijspieren niet voor 100 % kan gebruiken.
Mijn concrete vragen :
1. Ik heb mijn binnenbeenlengte blootsvoets gemeten. Dient deze lengte
eventueel gemeten te worden met de koersschoenen aan ? Dit zou mij een
beenlengte opleveren van 92 cm en een zadelhoogte van 92 cm x 1,08 = 99.3
cm.
2. Zijn er hier eventueel personen met een vergelijkbare lengte en
beenlengte en kunnen die mij desnoods vertellen op welke hoogte hun zadel is
ingesteld ?
Alvast bedankt voor de aandacht en sportieve groeten aan iedereen.
Dirk
> 2. Zijn er hier eventueel personen met een vergelijkbare lengte en
> beenlengte en kunnen die mij desnoods vertellen op welke hoogte hun zadel is
> ingesteld ?
>
> Alvast bedankt voor de aandacht en sportieve groeten aan iedereen.
>
> Dirk
Neem gewoon een imbussleutel mee op een tochtje en verzet je zadel met
kleine stapjes
totdat je lekker op de fiets zit.
Succes,
Jos.
Peter Konopka, auteur van enkele lezenswaardige boeken over wielersport, is
een Duitse Internist, die jarenlang de West-Duitse top amateurs begeleid
heeft. Hij heeft eens op een sportmedisch congres de volgende wijsheid
gesproken: " als wetenschap zich met het wielrennen bemoeit, dan bevestigt
ze meestal alleen maar wat (goede) wielrenners intuïtief al lang wisten.
Vooral Eddy Merckx stond bekend erom bekend dat hij vaak bezig was met de
juiste afstelling van de fiets. En Sean Kelly zou bij een betere
fietsafstelling veel meer uit zijn carrière gehaald kunnen hebben. Of het
frame van aluminium, staal, carbon of zelfs titanium gemaakt is, dat doet er
niet toe, belangrijker is het gegeven of de renner op de juiste fiets, met
de juiste afstelling zit. Onder renners, maar ook onder "kenners" lokt de
juiste afstelling van de fiets en daarmee samenhangend de beste
fietshouding, vaak een pittige discussie uit. Bij de optimale afstelling van
de fiets, moet rekening gehouden worden met de lichaamsmaten, de
flexibiliteit en met de fitheid van de fietser. Bovendien met de soort fiets
en met het aantal fietsjaren. En ook nog met het niveau waarop hij fietst
en of de fiets voor vlakke parkoersen of voor de bergen gebruikt gaat
worden. De prestatiefietser wil met zijn neus op het stuur, en de recreant
wil een frisse neus...... Ook een ATB wordt anders afgesteld dan een
racefiets en de bottleneck wordt bij ATB gevormd door het maximum in
zadelbuislengte die uit de framebuis steekt. Een ATB-frame komt vaak 10 tot
12 cm kleiner uit dan de passende wegfiets. Rijstijl en ook al of niet
"enkelen" speelt mee bij de juiste zadelstand. Jim Martin stelt dat de
framemaat bij meer fietsjaren groter zou moeten worden, maar mijn eigen
ervaring is anders. Vooral de horizontale afstand tussen bracket en punt van
het zadel ("le recul de selle"), levert vaak verschillende opvattingen op.
Le Cycle, de Franse uitvoering van ons blad Fiets, liet een 10 tal
gerenommeerde kenners en "constructeurs" de juiste afstellingen bij een
fietser bepalen. De uitkomst was "zoveel hoofden, zoveel zinnen". Zo zat in
de genoemde "recul" een spreiding van 2 cm, in de zadelhoogte een spreiding
van 3 cm en in de kadermaat zelfs een spreiding van 5 cm! In de bijlage van
Fiets '98, 1, "de maten van je maatje" worden een aantal belangrijke
uitgangspunten van de juiste afstelling genoemd. De opvatting daarin
vermeld, dat voor een snelle tijdrit het zadel naar voren moet, is echter
naar mijn mening te betwijfelen, tenzij een ultrakorte "proloog" bedoeld
wordt.
Een perfecte houding op de fiets is uiteraard essentieel voor een
efficiëntere rijstijl en maakt de kans op blessures kleiner. Te veel
fietsers worden door de fietsenverkopers "op het oog" op de fiets gezet,
hetgeen nogal eens tot klachten leidt. Zo is bijvoorbeeld bij fietsers met
een te laag zadel, een verkorting van de hamstrings vast te stellen. En bij
pijn in armen en polsen, wordt dit vaak veroorzaakt door een "te korte zit".
De belangrijkste klachten die samenhangen met een foutieve afstelling, zijn
samengevat in tabel 1. Bij de bewuste klachten doet men er verstandig aan de
fietsafstelling hierop te controleren en dit eventueel te corrigeren conform
de tabel. De aanbevelingen t.a.v. de juiste afstelling van de fiets door
Claude Genzling berusten op het jarenlang verzamelen van gegevens van
duizenden wielrenners. Dat was ook in de periode dat hij met het team van
Cyrille Guimard, Hinault en Armel André in de Renault fabrieken uitgebreid
ergodynamisch onderzoek heeft gedaan om uit te testen of de opgegeven maten
ook leiden tot een betere krachtsontwikkeling. Op grond daarvan wordt door
Genzling als ideale maximale zadelhoogte (afstand zadelbovenkant tot centrum
van trapas) geadviseerd: 0,885 * Kruishoogte. Je moet hierbij wel rekening
houden met de cranklengte; men gaat uit van 172.5; bij langere cranks kan
het zadel dan navenant lager. De kruishoogte is de afstand vanaf de grond
tot aan het kruis bij licht gespreide voeten.
In Frankrijk geldt op dit moment André Armel, als de persoon die de meest
wetenschappelijke kennis op dit gebied bezit. Hij berekent met behulp van
ergonomische methoden de juiste afstelling van de fiets en deed dat o.a.
voor Hinault, Lemond en recent voor Virenque. Hij berekent ongeveer 300
gulden voor een onderzoek van 3 uur. In het verleden bouwde hij zijn kennis
met name op, door gebruikmaking van EMG's, meting van de spieractiviteit en
het SRM-pedaalsysteem, waarmee de pedaalkracht gemeten kan worden. In de
Benelux hebben pas-metingen met behulp van Bioracer en Cyclefit een
uitstekende reputatie. Gezeten op een pasfiets worden dan met een computer
berekeningen gemaakt voor de afstellingen en de bouw van de fiets. De kosten
variëren tussen de 60 en 120 gulden.
Zadel
Door veel onderzoekers (Watson en Gray; Hamly en Thomas; Faria en Cavanagh)
zijn in het verleden, vastgesteld dat de optimale zadelhoogte 109% bedraagt
van de binnenbeenlengte. Dat is de afstand vanaf de grond, op blote voeten
tot aan het schaambeen, het "kruis". Als je echter de formules van Genzling
hiermee vergelijkt, dan kom je ongeveer op hetzelfde uit, zij het dat bij
Genzling met wielerschoenen aan, gemeten wordt en dat bij Genzling gemeten
wordt vanaf het hart van de crank en bij de 109% regel vanaf het pedaal in
de onderste stand. De aanbevelingen van Genzling, komen dus wat de
zadelhoogte betreft, op "submaximaal" uit. Bij een goede afstelling van de
zadelhoogte, is de hoek gevormd door heup, knie en pedaalas, tijdens de
gehele duwfase van de trapperbeweging meer dan 90 graden. In de positie met
het pedaal helemaal beneden, staat de voet horizontaal en is de kniehoek 25
graden. Bij kleinere hoeken door een te laag zadel, ontstaat er vaak pijn
achter de knieschijf. Bij een te hoog zadel, gaat het kruis meer schuren, en
ontstaat er vaak pijn in rug, bovenbenen en knieën. Jim Martin noemt ook als
symptoom "rocking hips". Maar bij de maximale inspanningstesten die ik bij
wielrenners verricht, zie ik dit fenomeen van heupwiegen bij hogere
belastingen altijd optreden. De Serotta-Size Cycle geeft een interessante
tip betreffende de juiste positie van het zadel. Het rechter pedaal op 5
uur, dus praktisch in het verlengde van de zadelbuis. Breng het zadel dan
zover omhoog, dat de hiel van het totaal gestrekte been zonder heupwiegen
nog net het pedaal raakt. Vervolgens het linker been testen en uiteindelijk
afstellen op het kortste been. Een lagere zit gaat gepaard met iets minder
krachtsontwikkeling en een hogere zit leidt tot meer kracht. Een hogere zit
houdt echter ook het risico in van verzuring en overbelasting. Die
overbelasting uit zich dan als pijnlijke krampen in de hamstrings of als
knieklachten. Een renner met knieklachten kan daarom baat hebben bij een
zadelverlaging van 1 cm. Hinault demonstreerde dat ooit in de afdaling van
de Izoard, door al rijdend met een inbussleutel zijn zadelstand te verlagen
omdat hij weer last van zijn onwillige knie had gekregen. Met een
"submaximale" zadelhoogte, ongeveer 0.5 cm lager dan berekend voor de
optimale zadelstand, zal minder snel verzuring optreden. Deze stand is dan
ook aangewezen voor langere ritten. Bij een tijdrit kan men beter wel de
optimale zadelstand verkiezen. De theorie van Clement, dat de optimale stand
van het zadel bereikt is, wanneer in de voorste pedaalstand - de cranks
horizontaal - het uiteinde van het femur (bovenbeen) zich boven de pedaalas
bevindt, wordt nog door veel fietsenmakers en constructeurs gebruikt. Deze
methode met de loodlijn wordt echter niet meer algemeen aanvaard. Denk maar
eens aan de sprinter die naar de punt van het zadel schuift. En iedereen
herinnert zich nog wel de houding van Obree, die evenals de triatleten ver
voor de trapas zat. De juiste stand is daarom veeleer individueel bepaald en
afhankelijk van de omstandigheden. Renners met lange bovenbenen dienen het
zadel meer naar achteren, renners met korte bovenbenen dienen het zadel meer
naar voren te plaatsen.
Overige maten
Ook de framehoogte wordt bij voorkeur op de kruishoogte gebaseerd: K * 0,65.
Gemeten wordt hier "hart op hart", d.w.z. op het centrum van de bracket en
op de kruising van zitbuis met bovenbuis. Voor "hart op lug" dient men 1.5
cm erbij te tellen. Een kleiner frame is lichter en vaak stijver. Een groter
frame rijdt comfortabeler en rijdt minder nerveus. De juiste maat is een
compromis van beiden. De tendens van nu is, steeds kortere frames. In
tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hoeft een korter frame niet
stijver te zijn dan een groter frame. Bij een korter frame heeft vooral de
rug zwaar te lijden. Onder in de rug en in de nek ontstaat dan spierpijn.
Bovendien kunnen bij een kort frame, de armen niet meer veren, waardoor ze
hooguit nog als schokbrekers fungeren. Omdat vrouwen bij gestrekte zit, met
voorover gekanteld bekken, nogal eens last hebben van irritatie in de
schaamstreek, wordt bij hen, een vrouwenzadel en een kortere zit
geadviseerd. In het Cyclefit-meetsysteem van de Vey Mestdagh wordt rekening
gehouden met de lengte van de voet, omdat de voet in de optimale houding een
hoek van 13 graden met het onderbeen maakt. Hierbij is dus de hiel iets
omhoog gericht, als onderdeel van het enkelen en dat resulteert bij een
langere voet in een langere hefboom. De afstelling van de voetplaatjes is
optimaal, indien de pedaalas, 8 cm achter het MCP gewricht van de grote
teen, staat, d.w.z. dat de bal van de voet recht boven de pedaalas staat.
Indien echter bij langdurige druk klachten optreden van pijn in de
(midden)voet, plaats dan de voetplaatjes iets naar achteren, probeer
corrigerende inlays of gewoon eens andere schoenen. De voorbouw moet
afgestemd worden op de lengte van de romp en de totale armlengte. Als
optimale reikwijdte gold decennia lang de lengte van onderarm, door elleboog
tegen de zadelpunt te houden plus 2 vingers tot aan het stuur. Maar het
eigen gevoel is zeker zo belangrijk. De optimale zitbuishoek is afhankelijk
van de relatieve bovenbeenlengte. De tijdrijder met relatief lange
bovenbenen heeft idealiter een minder steile zitbuishoek van 71 tot 72
graden, de sprinter met relatief kortere bovenbenen, komt het best tot zijn
recht op een wat steilere zitbuishoek, n.l. 74 tot 75 graden.
Eigen Gevoel
Vooral na een val, kunnen er veranderingen aan "mens of machine", optreden,
die verantwoordelijk zijn voor klachten. Rugklachten worden daarbij vaak
veroorzaakt door de zogeheten "bekkenverwringing", goed te behandelen door
een manueel therapeut. En knieklachten worden nogal eens veroorzaakt door
een verbogen pedaal. Wanneer elke fietsroute, met name tijdens momenten van
intensievere inspanning, leidt tot lichaamsklachten, op dezelfde plaats, -
en deze klachten zich niet voordoen indien men niet op de fiets zit - denk
dan aan de mogelijkheid van een verkeerde afstelling van de fiets. Probeer
vervolgens een nieuwe afstelling uit, maar evalueer dit pas na enkele weken,
omdat de pijnlijke spieren tijd nodig hebben om te herstellen. Als de pijn
zich echter pas na een langere trainingsduur opkomt, betekent dat meestal
dat de belasting de belastbaarheid overschreden heeft, dat wil zeggen
onvoldoende getraind. Wat "kenners" ook over je fiets en je afstellingen
mogen beweren, je eigen gevoel en je eigen ervaringen zijn het
allerbelangrijkst. Als je het ideale houdingsgevoel hebt tijdens het fietsen
en geen blessures krijgt, verander dan niets aan je afstellingen. Anderzijds
kan het geen kwaad kleine veranderingen, zoals de hoogte van het zadel en
de recul zelf eens uit te proberen.
--
met vriendelijke groeten
Ton Verheij
Groetjes
Dirk De Smaele heeft geschreven in bericht <7hv6dd$2mv$1...@nickel.uunet.be>...