http://www.asp-advocaten.nl/Wat_is_ASP_/Nieuws/Ramp_Enschede/Getuigenverklar
ingen/13_december_2000/13_december_2000.html
Getuigen:
L.W. Creemers
C.P. Boekel
DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
PROCES-VERBAAL
Van de voortzetting van de voorlopige enquête,
gehouden op woensdag 13 december 2000 te 9.30 uur,
in het Paleis van Justitie te 's-Gravenhage,
voor mr. A.V. van den Berg, rechter-commissaris,
bijgestaan door A. Hoeke-Meijer, griffier,
bepaald bij: beschikking van 23 november 2000,
in de zaak met requestnummer 00.390 van:
1.REIJE JAN NOORDMAN,
2.INO PAALMAN,
3.BESNA CILDAVIR-MENTES,
allen wonende te Enschede, verzoekers,
procureur: mr. E. Grabandt,
T E G E N :
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te 's-Gravenhage,
procureur: mr. J.W.H. van Wijk,
2.DE PROVINCIE OVERIJSSEL,
zetelende te Zwolle,
advocaat: mr. J.A. van Wijmen, te Zwolle,
3. DE GEMEENTE ENSCHEDE,
zetelende te Enschede,
advocaat: mr. W. van de Wetering, te Enschede,
gerequestreerden.
Verschenen zijn:
aan de zijde van verzoekers: mr. A.E. Dek, mr. A.F.
Collignon-Smit Sibinga en mr. J.M. Beer, advocaten te
Amsterdam, alsmede mr. J.M. de Witte, advocaat te
Amersfoort;
aan de zijde van gerequestreerden: mrs. Van Wijk en Van
de Wetering voornoemd, alsmede (namens de Staat) mr. M.G.
Ritsema van Eck-van Drempt, advocaat te 's-Gravenhage,
alsmede (namens gemeente Enschede) mr. B.J.Th. Bouma.
- 2 - requestnr 00.390
Hierop is tot het getuigenverhoor overgegaan. Na te noemen getuige(n)
heeft/hebben (achtereenvolgens) medegedeeld geen bloed- of aanverwant te
zijn van, en niet in dienstverband te staan tot (een van de) partijen,
tenzij hieronder anders staat vermeld. Na op de door de wet voorgeschreven
wijze de eed of de belofte te hebben afgelegd de gehele waarheid en niets
dan de waarheid te zullen zeggen heeft/hebben de getuige(n) (ieder
afzonderlijk) de navolgende verklaring afgelegd:
NaamLeonardus Wilhelmus CreemersBELOFTE
Leeftijd52 jaar
WoonplaatsCuijk
BeroepInspecteur gevaarlijke stoffen bij de
Rijksverkeersinspectie
1.Ik heb de Mavo-opleiding voltooid en ik heb nog een stukje
Atheneum-opleiding gedaan. Ik ben mijn loopbaan begonnen op de Rijn- en
binnenvaart en ben daar opgeklommen van matroos tot schipper. In 1975 ben ik
gaan werken bij de Rijkspolitie te Water. Op 1 januari 1984 ben ik in dienst
getreden bij het Korps Controleurs Gevaarlijke Stoffen. Dat Korps is medio
1992 opgegaan in de Rijksverkeersinspectie en ik ben meegegaan. Ik werk daar
nu nog.
2.Toen ik bij het Korps Controleurs ging werken heb ik een opleiding van TNO
gehad op het gebied van explosieven en vuurwerk. Verder heb ik privé in
Duitsland nog een cursus gevolgd over het afsteken van evenementenvuurwerk.
Die heb ik uit interesse gevolgd omdat ik wel controles uitoefende bij het
afsteken van vuurwerk. De mensen die dat deden spraken elkaar regelmatig
tegen en ik wilde nu wel eens weten hoe het zat. Ik heb nooit van TNO of een
andere instantie bijscholing gekregen. Wel zag ik in de praktijk van het
afsteken dat daarbij nieuwe technieken werden gehanteerd. Zo werden
bijvoorbeeld nieuwe vertragingsmechanismen gebruikt. Bij de politie heb ik
de vereiste opleidingen voor opsporingsambtenaar gevolgd. Bij de
Rijksverkeersinspectie heb ik de opleiding tot buitengewoon
opsporingsambtenaar gevolgd.
3.Het Korps Controleurs hield zich bezig met toezicht op alle gevaarlijke
stoffen, waaronder ontplofbare stoffen en vuurwerk. Het Korps bestond uit
een man of veertig. Zij hielden zich allen met de totale taak bezig. Tot die
taak behoorde tot het begin van de jaren negentig de wettelijke verplichting
om aanwezig te zijn bij het overladen van explosieven met uitzondering van
consumentenvuurwerk. Dat was voorheen wettelijk verplicht; deze verplichting
is in het begin van de jaren negentig vervallen. Toen het Korps opging in de
Rijksverkeersinspectie is de controle op gevaarlijke stoffen ook over de
hele Rijksverkeersinspectie verspreid. De inspecteurs werden daarvoor ook
opgeleid. Ze kregen hun opleiding op het gebied van gevaarlijke
- 3 - requestnr 00.390
stoffen van het SBC, een erkend opleidingsinstituut in Zwijndrecht. Ik heb
ook jaren als mentor van andere medewerkers van de Rijksverkeersinspectie
opgetreden op dit gebied. Tevens heb ik intern een aantal opleidingen
verzorgd. Het ging toen om een 150-tal inspecteurs, waarvan ik een aantal
heb opgeleid en begeleid.
4.Het KCGS was een afzonderlijke dienst binnen Verkeer en Waterstaat. Mij
staat het organigram niet meer bij. Ik deed mijn werk zelfstandig. Toen ik
begon deed ik het met een mentor, vervolgens in samenwerking met een ander
en tenslotte alleen. Ik maakte dagelijks rapporten op van wat ik deed. Van
het toezicht bij overslag van
explosieven werd gerapporteerd op specifieke formulieren die ik moest
invullen. Ik controleerde destijds ook of de opslag waar de ontplofbare
stoffen ingingen aan de eisen voldeed. Wij hadden ook de bevoegdheid om de
naleving van de hinderwet te controleren. De hinderwetvergunning die op het
bedrijf aanwezig was gebruikten wij voor die controle.
5.Ik heb mij op dit verhoor voorbereid door tevoren alle dingen inzake
vuurwerk door te lezen die ik aan het papier had toevertrouwd alsmede het
verslag van het verhoor door de commissie Oosting. Ik ben ook verhoord in
een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de ramp in Enschede, maar
ik heb geen afschrift van het proces-verbaal van dat verhoor. Mevrouw
Ritsema van het kantoor van de Landsadvocaat heeft mij verteld hoe het
verhoor bij u in zijn werk zou gaan. Ik heb niet met iemand over de door u
te stellen vragen gesproken. Ik heb ook processen-verbaal van de andere
verhoren die u heeft afgenomen niet gelezen.
6.Ik heb als hobby doceren over de vervoerswetgeving. Als freelancer geef ik
groepen les over de gevaarlijke stoffenwetgeving. Ik doe dat ook voor
politie-instanties. In het verleden heb ik een keer getolkt voor
Nederlanders bij een Duitse cursus over het afsteken van vuurwerk. U vraagt
mij of de term 'Gevaarlijke Stoffen Adviesbureau mij iets zegt. In 1992 of
1993 ben ik dat bureau als nevenactiviteit begonnen. Het was mijn bedoeling
om betaalde adviezen te geven en in dat kader ook les te gaan geven. Ik ben
toen na een week of acht teruggefloten door de toenmalige directeur van de
Rijksverkeersinspectie Luyks. Die vond dat niet verenigbaar met mijn
functie. Ik ben toen gestopt met het geven van betaalde adviezen. Met
toestemming van de Dienst ben ik wel blijven lesgeven via erkende
opleidingsinstituten. Ook ben ik nog steeds bereid om iemand die mij belt,
wetgeving op het gebied van gevaarlijke stoffen uit te leggen, maar ik word
daar niet meer voor betaald.
7. Toen ik bij de Rijksverkeersinspectie ging werken werd
- 4 - requestnr 00.390
mijn taak schraler. De aandacht voor ontplofbare stoffen en vuurwerk
verslapte en voor bepaalde aspecten van het omgaan met vuurwerk kregen wij
minder mogelijkheden tot controle. Wij beperkten ons vervolgens tot het
vervoersaspect en controleerden niet meer bij het afsteken, het overladen en
de opslag. Het vervoer vanaf de opslagplaats naar de afsteekplek werd ook
nog slechts incidenteel gecontroleerd. Weliswaar moest het afsteken worden
gemeld aan de Rijksverkeersinspectie, maar ik weet niet of dat altijd wel
gebeurde. Ik heb nooit ervaren dat met die meldingen iets werd gedaan, maar
de Rijksverkeersinspectie heeft meer afdelingen dan die waarin ik zit en ik
ben niet op de hoogte of de andere afdelingen met die melding iets doen. Ik
zit bij de afdeling die zich bezighoudt met de transportveiligheid bij het
vervoer per spoor, over de binnenwateren en over zee. Andere afdelingen
houden zich bezig met het vervoer door de lucht en het vervoer over de weg.
Incidenteel kwamen wij daar nog wel mee in aanraking, maar ik ben het zicht
kwijtgeraakt wat al die afdelingen precies doen. Ik wil verder nog opmerken
dat ik in Cuijk gestationeerd ben en dat ik nooit controle op vuurwerk in de
zeehavens heb gedaan. Dat wordt gedaan door de inspecteurs die daar
gestationeerd zijn.
8. Ik heb de laatste jaren, vanaf rond 1992, ook niets meer met vuurwerk van
doen gehad, behalve als de politie mijn assistentie vroeg naar aanleiding
van vuurwerkincidenten. Dat betrof dan gevallen waarin vuurwerk was
afgestoken, waarbij alles was misgegaan en doden waren gevallen. Ik ben
betrokken geweest bij twee gevallen waarin doden zijn gevallen. Eenmaal is
een medewerker van een professioneel vuurwerkbedrijf bij het afsteken van
het vuurwerk omgekomen. Ik heb geconcludeerd dat dat het gevolg was geweest
van zijn onzorgvuldig omgaan met het vuurwerk. Dat was in 1995/96 in
Terneuzen op Koninginnedag. Het ging om Van der Nat uit Steenwijk. In het
andere geval had een particulier een vuurwerkbom aangestoken, waar hij
illegaal de hand op had weten te leggen. Die bom is afgegaan toen hij nog
vlakbij stond en daarom is hij omgekomen. Dat was ongeveer een jaar later.
Als ik in het kader van die assistentie bij ongevallen naging of
transportregels waren nageleefd, dan constateerde ik altijd wel een scala
van zo'n twintig grote en kleinere overtredingen van de voorschriften. Ik
maakte dan procesverbaal op, dat via mijn superieuren naar de politie ging
om te worden toegevoegd aan het moeder-proces-verbaal.
9.In 1998 ben ik ingeschakeld geweest bij een thema-actie in verband met de
invoer van consumentenvuurwerk. Ik heb toen geconstateerd dat er nogal wat
dingen niet goed waren, met name waar het de verpakking betrof. Zo stond er
op een aantal dozen dat een bepaalde UN-test was uitgevoerd, maar ik had
niet de indruk dat dat echt was gebeurd. Ik had de indruk dat de Chinese
fabrikanten op
- 5 - requestnr 00.390
de verpakking gewoon hadden genoteerd wat men vanuit Nederland vroeg. Ik
leid dat af uit het feit dat uit een code die op de doos stond bleek dat die
doos niet zwaarder was dan 13 kilo, terwijl die doos bij feitelijke weging
21 kilo woog. Ook de wijze waarop dit op de doos werd gestanst, kwam mij erg
amateuristisch over. De door mij geconstateerde gebreken heb ik aangeleverd
aan degene die het eindrapport maakte. Dat eindrapport is afgegeven aan
hogerhand, naar ik van de scribent heb gehoord. Die scribent is mijn
collega Ben Haveman. Ik heb het rapport ook zelf gelezen. Mij is niet bekend
of aan dat eindrapport een vervolg is gegeven.
10.In 1999 ben ik betrokken geweest bij een thema-actie over het vervoeren
en het afschieten van evenementenvuurwerk. Ik heb toen in Holten bij een
evenement een controle uitgevoerd. Het vuurwerk was al ter plaatse zodat ik
niet meer kon nagaan of aan de vervoerseisen was voldaan. Wel zag ik in het
vervoerdocument dat de vervoerden de voor hem meest gunstige regeling had
toegepast om grote hoeveelheden vuurwerk eenvoudig te kunnen vervoeren. Het
probleem bij vuurwerk is dat het altijd voor een belangrijk deel uit karton
bestaat en maar voor een beperkt deel uit explosieven. Omdat die verhouding
van geval tot geval kan verschillen, is in het verleden tussen het
Ministerie en de branche afgesproken dat bij evenementenvuurwerk ervan moet
worden uitgegaan dat de ontplofbare stof 50% van het bruto gewicht is en bij
consumentenvuurwerk 30%. Ik zag dat op het transportformulier stond dat het
vuurwerk voor 30% uit ontplofbare stof bestond. Dat was wel handig in
verband met de transporteisen, maar naar mijn oordeel in strijd met de
afspraken, nu het hier om evenementenvuurwerk ging. Ik heb dat ook in het
rapport vermeld. Ik heb ook de opstelling van het vuurwerk ten opzichte van
het publiek gecontroleerd en het vastzetten van het vuurwerk. Dat was
redelijk in orde. Ten aanzien van grote bommen die werden afgestoken had ik
op de verpakking geconstateerd dat die als 1.4.G en 1.4.S waren
geclassificeerd, terwijl het gelet op het effect dat ik in de praktijk
waarnam, niet kon kloppen. Ik kon dat zeggen op grond van mijn ervaring;
bewijs heb ik daar niet van. Ik heb daarover gesproken met het betreffende
bedrijf en de verantwoordelijke persoon bevestigde mij dat het inderdaad
niet kon. Hij zei dat hij het vuurwerk elders had gekocht en dat het toen al
op deze wijze gecodeerd was. Het evenement werd uitgevoerd door Haarman;
Haarman zelf heeft mij gezegd dat hij het vuurwerk had gekocht bij S.E.
Fireworks en dat hij zelf ook de classificatie in twijfel trok.
11.Ik heb nooit gecontroleerd of vuurwerk werkelijk overeenkomstig de inhoud
was geclassificeerd. Coolen, de overleden directeur van M.S. Vuurwerk, heeft
mij wel verteld dat de Duitse fabrikanten als praktijk hadden om
- 6 - requestnr 00.390
knal- en fluitvuurwerk, dat door zijn hoge energetische waarde snel in
categorie 1.1 valt, door een extreme verpakking of een beperking van de in
een doos gestopte hoeveelheid, tot klasse 1.3.G terug te brengen. Dat
bedrijf importeerde 99% van zijn vuurwerk uit Duitsland. Alle Duitse
bedrijven hanteerden deze praktijk volgens hem.
12.Ik ben niet betrokken geweest bij het onderzoek naar de ramp in
Culemborg. Ik heb het eindrapport daarvan ook niet gelezen en ik weet niet
of de Rijksverkeersinspectie met het resultaat van dat onderzoek iets gedaan
heeft.
13.Rond 1990 heb ik een maal controle uitgevoerd bij S.E. Fireworks.
Smallenbroek was toen nog directeur. Jaarlijks stelde het KCGS een
vuurwerkteam in in verband met illegale verkoop van vuurwerk. Met een
collega heb ik toen bij S.E. Fireworks gepost naar aanleiding van vermoedens
dat daar wat mis zou zijn. We hebben toen ook beet gehad. We hebben toen
vuurwerk in beslag genomen. De koper ervan is in verzekering gesteld.
Smallenbroek is ook bekeurd. Deze zaak is strafrechtelijk afgehandeld. Ik
had zelf opsporingsbevoegdheid en kon zelf proces-verbaal opmaken. Ik ben
toen ook op het terrein van S.E. Fireworks geweest, maar het staat me maar
heel vaag bij. Ik deed die controle met mijn collega Henk Gebben. Hij heeft
mij verteld dat dat bedrijf illegaliteit niet schuwde. Ik kan mij niet
herinneren of hij daar ook voorbeelden van genoemd heeft.
14.In het kader van de thema-actie in 1999 betrof een controle het
afschieten van vuurwerk door S.E.Fireworks. Ik heb dat een paar dagen na het
evenement van Haarman gecontroleerd. Ik heb toen ook met de nieuwe
directeur Bakker gesproken. Het vuurwerk werd ter gelegenheid van een
kermis afgestoken. Bakker heeft me alles laten zien en ik heb gecontroleerd
op veiligheid in verband met het afsteken en transport. Er mankeerden wel
wat kleine dingen; met name in het toepassen van de voordelige 30%regel.
Mijn ervaring was dat bommen met een diameter tot 20 cm nog als 1.4.G konden
worden geclassificeerd. S.E. Fireworks bleef daaronder, zodat hier geen
overtreding door mij is waargenomen. Bakker vertelde mij dat ze met een
nieuw elan waren begonnen en dat hij hoopte dat wij het bedrijf ook zo
zouden zien. In 1999 ben ik niet op het terrein van S.E. Fireworks geweest.
15.Verder heb ik nooit contacten met S.E. Fireworks gehad en heb ik ook van
andere collega's nooit iets over S.E.
Fireworks gehoord.
16.Ik heb nooit contacten gehad met de brancheorganisaties in de
vuurwerkbranche.
17. Bij TNO heb ik wel eens een leeggebrand stuk vuurwerk
- 7 - requestnr 00.390
gebracht met de vraag of de classificatie met de inhoud kon kloppen. Daar
heb ik nooit een duidelijk antwoord op gekregen. Ik lever wel vaker monsters
af bij TNO, maar dan betreffen het geen explosieven. Mijn twee
contactpersonen bij TNO zijn dan Wim Mak en Ed de Jong van het PML. TNO is
aangewezen voor de classificatie van vuurwerk dat in Nederland wordt
gefabriceerd. De classificatie wordt gedaan aan de hand van UN-testen. TNO
heeft mij tijdens mijn opleiding laten zien in het laboratorium dat die
testen ook in Nederland worden gedaan. Ik heb daar geteste stoffen gezien en
ook voorbeelden van gemeten effecten. Ik weet niet hoe in Duitsland of China
de classificatie plaatsvindt. Ik heb nooit buitenlandse of Nederlandse
testrapporten van vuurwerk gezien.
18.Vroeger stond consumentenvuurwerk op een lijst; wat er niet opstond was
geen consumentenvuurwerk. Tegenwoordig is in een regeling met nadere eisen
op grond van de Wet milieu-gevaarlijke stoffen geregeld wat
consumentenvuurwerk is. Dat wordt nagegaan aan de hand van het
ontstekingsmechanisme en door het opensnijden van het vuurwerk en het wegen
van de explosieve gedeelten. Ik heb dat veel gedaan in de tijd dat ik bij
het KCGS werkte. Tegenwoordig wordt dat, naar algemeen bekend is in
vuurwerkland, gedaan door de Keuringsdienst van Waren. Dat iets
consumentenvuurwerk is staat ook op de verpakking, maar dat kan ook op de
omverpakking van het hele pakket staan. Kennelijk wordt die etikettering
door de Chinese fabrikant aangebracht. Ik leid dat af uit de verschrijvingen
in de gebruiksaanwijzing. Zo heb ik wel eens gezien dat er "niet in de hond
houden" op stond.
19.Het door u afgenomen verhoor betreft in grote lijnen hetzelfde als de
eerdere verhoren. Bij de politie ben ik meer gedetailleerd gehoord over de
rapporten die ik heb gemaakt over het niet deugdelijk afsteken van vuurwerk.
Ik heb eenmaal een rapport gemaakt over de opslag van vuurwerk bij een
bedrijf in Houten. Dat was naar schatting in 1996 of 1997. Een aantal mensen
die goed willen werken met vuurwerk hadden mij getipt dat het bij dat
bedrijf fout zat. Ik kon er niet heen en heb die zaak doorgespeeld aan een
collega die het verder heeft geleid. Later heb ik van mijn tipgever vernomen
dat die controle niet erg tactisch is aangepakt en dat bekend is geworden
dat men was getipt. Mijn tipgever meldde mij dat iemand toen op staande voet
is ontslagen omdat men dacht dat hij de tipgever was, maar dat was hij niet.
Ik heb toen de tip op papier gezet, inhoudende dat bij dat bedrijf 250 kg
zwart kruit illegaal zou zijn opgeslagen, dat kruit zou zijn gedumpt in het
Amsterdam-Rijnkanaal en dat vuurwerk zou worden vervoerd dat reeds was
gemonteerd in de afsteekmortieren, hetgeen zeer gevaarlijk is. Ik heb
aangegeven dat het spijtig was dat deze controle zo slecht was afgelopen. Ik
heb ook gemeld dat ik ervaren
- 8 - requestnr 00.390
had dat er niets meer aan vuurwerk werd gedaan en heb gevraagd om meer
aandacht voor vuurwerk en het opleiden van de medewerkers van de RVI. Ik heb
aangegeven dat toen binnen de RVI de kennis en kunde nog aanwezig was. Ik
heb niets meer van dat rapport gehoord.
20.Ik heb nooit gehoord dat het beperken van de taak van de RVI ten aanzien
van ontplofbare stoffen met andere instanties is besproken. Wel heb ik
gemerkt en in publikaties gelezen dat twee mij bekende medewerkers van de
politie in Amsterdam, Couturier en De Groot, die allang actief waren in de
regio op het gebied van gevaarlijke stoffen, de bij ons weggevallen taak
hebben opgenomen en hun ervaringen op papier hebben gezet in een boekje over
vuurwerk dat onder de politie in Nederland is gecirculeerd. Na de ramp heb
ik in het blad Handhaving, dat ik regelmatig lees, gelezen dat zij
teleurgesteld waren over de mate waarin deze materie in het algemeen in den
lande door de collega's werd opgepikt. Deze mensen kwamen niet van het KCGS.
21.Ik heb tijdens de thema-actie van 1998 in Leeuwarden bij één bedrijf
meerdere containers met consumentenvuurwerk gezien. Ik heb alleen
geconstateerd dat het er stond, ik heb mij toen niet beziggehouden met de
opslag. Het was voor ons alleen zaak om het vervoer te controleren. Ik heb
wel regelmatig transportcontainers met consumentenvuurwerk gecontroleerd,
waarbij in een enkel geval ook een beetje evenementenvuurwerk was
meegeladen. Het evenementenvuurwerk betrof Chinese rollen, die waren
geclassificeerd als 1.4.G, maar waarbij ik wel mijn twijfels had of de
classificatie juist was. Ik heb die twijfel ook in mijn rapport weergegeven.
Dat was op Sinterklaasdag 1998.
Op vragen van mr Beer:
22.Mijn twijfels over de juiste classificatie van vuurwerk stammen uit de
tijd dat het KCGS nog bestond. Ik kwam toen regelmatig bij M.S. Vuurwerk in
Culemborg en heb daar geconstateerd dat uit Duitsland, Engeland en Spanje
geïmporteerd vuurwerk als 1.3.G was geclassificeerd, terwijl soortgelijk
vuurwerk uit China als 1.4 was geclassificeerd. Mijn twijfel is versterkt
door de ramp in Culemborg zelf. Ik heb weliswaar het rapport niet gelezen,
maar heb achteraf de plaats des onheils bezocht en heb gezien dat daar een
detonatie had plaatsgevonden; dat stond ook in de krant. Dat kan alleen met
ontplofbare stoffen die als 1.1 zijn geclassificeerd, terwijl ik uit eigen
waarneming wist dat in Culemborg slechts 1.3.G vuurwerk was opgeslagen, dat
theoretisch niet kan detoneren. Die twijfel heb ik met mijn collega's
besproken. Ik heb er geen weet dat dat tot iets heeft geleid.
- 9 - requestnr 00.390
23.Dat de classificatie in China vanuit Nederland wordt beïnvloed berust
slechts op vermoedens; ik heb daarvoor geen concrete aanwijzingen.
24.Toen het KCGS werd opgeheven, heeft de heer Luyks verteld dat daarmee
invulling werd gegeven aan de politieke wens om het toezicht op gevaarlijke
stoffen te verbeteren.
25.Ik ben nooit betrokken geweest bij beleidsmatig overleg binnen de RVI of
het KCGS over groot vuurwerk.
26.Tijdens overleg van mijn afdeling is enige malen gesproken over problemen
met voornamelijk evenementenvuurwerk, naar aanleiding van problemen die in
de praktijk werden ondervonden. Die problemen waren ongevallen met dodelijke
afloop en andere bevindingen, zoals malversaties met verpakkingen van
vuurwerk en problemen bij bepaalde bedrijven. De collega's pleitten er sterk
voor de inspecties weer te schoeien op de leest van het KCGS. De reactie was
dat wij ons moesten beperken tot de vervoersaspecten. Vanaf begin jaren
negentig is regelmatig bij ons besproken dat de taak op het gebied van
vuurwerk zou worden afgestoten, omdat de regelgeving onder een ander
departement zou gaan vallen, met name van VROM. De taak is nog niet
afgestoten.
Op vragen mr De Witte:
27.Ik weet niet of de gemeente op de hoogte is gesteld van het resultaat van
onze actie bij S.E. Fireworks rond 1990. Ik heb toen samengewerkt met de
politie.
28.Het rapport over de 250 kg zwart buskruit heb ik ingeleverd bij Gerard
Schipper. Deze persoon coördineert de handhaving en hij fungeert ook als
vraagbaak voor problemen.
29.Ik weet niet of de twijfel die Haarman had aan de classificatie aan de
gemeente is doorgegeven. Ik heb mijn rapport wel toegezonden aan een
collega, Albert Tijben, die bij Haarman nog een controle binnen het bedrijf
moest doen.
30.Van een transport van vuurwerk naar het bedrijf waar het wordt opgeslagen
wordt niemand van te voren schriftelijk of mondeling op de hoogte gesteld en
voor zover ik weet achteraf ook niet. Onder de oude wetgeving moest worden
gemeld wat de overslagplaats was en moest er een controleur bij zijn. Er
hoefde niemand van de gemeente bij aanwezig te zijn.
Op vragen van mr Van Wijk:
31.Ik ben niet in meer dan twee gevallen ingeschakeld door de politie in
verband met accidenten met vuurwerk.
- 10 - requestnr 00.390
32.In de thema-actie van 1998 ben ik naar schatting bij tien controles
geweest. Het betrof uitsluitend
consumentenvuurwerk zij het dat ik in n geval de reeds vermelde Chinese
rollen ben tegengekomen. In 1999 ging het ook om ongeveer tien gevallen.
33.Het verhaal over de Duitse classificatie betreft in Duitsland
geproduceerd vuurwerk. In Nederland wordt nauwelijks vuurwerk geproduceerd.
Ook M.S. Vuurwerk was geen fabriek, maar is wel foutief als zodanig
beschreven.
Bij M.S. Vuurwerk werden wel elders geproduceerde delen geassembleerd
waarbij de voortdrijvende lading die uit kruit bestond door M.S. soms zelf
werd aangebracht. Dat gebeurde bij andere bedrijven niet, voor zover ik
weet. Ik versta onder een vuurwerkfabriek eigenlijk een bedrijf dat vanaf de
grondstof tot aan het eindprodukt het vuurwerk vervaardigt.
34.De onvolkomenheden die ik op de kermis bij het vuurwerk van S.E.
Fireworks constateerde, hadden niets te maken
met de classificatie.
35.De vergunningverlening voor afleveren en bezigen van vuurwerk werd gedaan
door een andere afdeling; ik was
daar niet bij betrokken.
op vragen van mr Bouma:
36.De thema-acties werden georganiseerd door de RVI alleen. Er werden bij de
uitvoering ook geen andere diensten betrokken.
Na voorlezing volhard en getekend,
taxe: f. 94,50
- 11 - requestnr 00.390
Naam :Cornelis Pieter Boekel BELOFTE
Leeftijd :52 jaar
Woonplaats :Heino
Beroep :plv. regionaal inspecteur bij de Inspectie
Milieuhygiene Oost
1.Ik ben gepromoveerd in de chemie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Vervolgens ben ik in 1976 in dienst gegaan. In 1977 ben ik bij Ciba Geigy in
Maastricht gaan werken. In 1983 ben ik toegevoegd inspecteur bij de
Milieuinspectie te Overijssel geworden. Daar ben ik in 1994 plaatsvervangend
regionaal inspecteur geworden. Die functie heb ik behouden toen op 1
november 1997 de inspecties Overijssel en Gelderland werden samengevoegd tot
één regionale inspectie Oost. Enschede behoort tot het gebied van voorheen
de regionale inspectie Overijssel, thans de inspectie Oost.
2.Ik heb geen opleiding gevolgd op het gebied van ontplofbare stoffen of
vuurwerk. Ik heb ter zake ook geen cursussen gevolgd. Ik heb geen relevante
nevenfuncties. Ik heb ze ook niet gehad. Ik ben niet eerder in verband met
de vuurwerkramp gehoord.
3.Ter voorbereiding van dit verhoor heb ik gesproken met de Landsadvocaat
over hoe dit verhoor in zijn werk zou gaan en met iemand van de Directie
juridische zaken van het ministerie over inhoudelijke zaken. Ik heb voor dit
verhoor geen training gevolgd. Het gesprek dat ik met iemand van de directie
juridische zaken heb gehad vond gisteravond plaats en had betrekking op de
mogelijk in dit verhoor te stellen vragen. We hebben de grote lijnen van de
vragen besproken. We hebben het niet over de te geven antwoorden gehad.
Verder heb ik ter voorbereiding van dit verhoor gesproken met mijn collega's
bij de inspectie, met name met de regionale inspecteur Oost, Klein, onder
meer over de onderwerpen die aan de orde zouden kunnen komen. Ik wilde dat
gesprek zelf graag om mij goed op het verhoor voor te bereiden. We hebben
geen afspraken gemaakt over de antwoorden die ik zou gaan geven.
4.Binnen de inspectie ben ik het hoofd van de groep die zich met het
tweedelijns toezicht op de uitvoering van de milieutaken door de provincies
bezighoudt. Ik doe een deel van die werkzaamheden ook zelf en ben dus een
soort meewerkend voorman, zoals u dat noemt. Het tweedelijns toezicht houdt
in dat wij nagaan hoe de provincie haar wettelijke taken uitvoert,
bijvoorbeeld op het gebied van vergunningverlening en handhaving. Daarvoor
doen wij onderzoek waarover wij aan de provincies rapporteren teneinde de
uitvoering van die taken te verbeteren. Dat onderzoek doen wij deels in het
bureau, maar we bezoeken ook zelf bedrijven en onderzoeken daar hun
naleefgedrag, d.w.z. dat wij nagaan in hoeverre een bedrijf de
- 12 - requestnr 00.390
vergunningvoorschriften naleeft en of er overtredingen zijn. Uit het
constateren van overtredingen kunnen wij zijdelings iets opmaken over het
toezicht door de provincie. Wij nemen aan dat bij meer overtredingen er
slechter toezicht is geweest. Verder bezien wij ook de rapportages en de
jaarverslagen van de provincies en leiden daar conclusies uit af over de
uitvoering van hun taken op het gebied van vergunningverlening en
handhaving. Hoewel ik sinds vijf jaar geen tweedelijns toezicht op gemeenten
meer uitvoer ben ik ervan op de hoogte dat het tweedelijns toezicht op
gemeenten op gelijke wijze wordt uitgevoerd. Dat is immers de beleidslijn.
5.De afgelopen jaren hebben zich wijzigingen voorgedaan in de wijze waarop
de inspectie toezicht uitoefent. In het begin van de jaren negentig is het
toezicht op de gemeenten en provincies meer op afstand komen te staan, omdat
de veronderstelling was dat het toezicht en de vergunningverlening ten
gevolge van geldelijke bijdragen van het Rijk in het kader van BUGM en VOGM
op een adequaat niveau was gekomen. Met de andere overheden is toen
afgesproken dat de inspectie meer op afstand zou controleren. Naar
aanleiding van signalen gedurende de laatste jaren dat het niveau toch niet
voldoende was is de lijn weer omgebogen om meer zelf toezicht te gaan doen.
Daar ligt een besluit van de Minister van VROM aan ten grondslag; dat is
geen zelfstandige actie van de inspectie Oost geweest.
6.Voor de inspectie vormen vuurwerkopslagbedrijven een deel van een grote
massa bedrijven. Zij gaven vóór de ramp geen aanleiding tot bijzondere
aandacht. Overigens had de inspectie alleen wettelijke bevoegdheden op het
gebied van het opslaan van vuurwerk en niet op het gebied van het bezigen of
op het gebied van de classificatie. De classificatie van vuurwerk werd wel
bezien, voor zover die een relatie had met de vergunningverlening. Ik heb
zelf nooit iets gedaan aan de classificatie van vuurwerk in verband met de
opslag en voor zover mij bekend is heeft de inspectie daar ook nooit iets
aan gedaan. De inspectie heeft nooit specifiek acties op het gebied van
vuurwerk uitgevoerd. Mij is bekend dat gemeenten regelmatig vuurwerkacties
houden in het bijzonder tegen Oud en Nieuw, maar ik heb daar nooit aan
meegedaan en voor zover ik weet andere medewerkers van de inspectie ook
niet.
7.Ik ben nooit persoonlijk betrokken geweest bij de vergunningverlening voor
S.E. Fireworks. Ik heb daar voor de ramp ook nooit stukken over gezien. Bij
ons worden de vergunningaanvragen, ontwerpbeschikkingen en vergunningen
behandeld afhankelijk van het type bedrijf waarop ze betrekking hebben.
Voorafgaand aan de ramp werd geen speciale aandacht gegeven aan
opslagbedrijven van
- 13 - requestnr 00.390
vuurwerk. Dat betekent dat de stukken werden opgeborgen nadat ze ontvangen
waren en op termijn werden vernietigd. De stukken betreffende de
wijzigingsvergunning van S.E. Fireworks van 1999 heb ik vóór de ramp nooit
gezien. Ik ben vóór de ramp in het kader van vergunningverlening of toezicht
ook nooit bij S.E. Fireworks geweest en voor zover ik weet geldt dat voor
alle medewerkers van de inspectie. In de periode waarin S.E. Fireworks onder
een andere naam werkte is dat niet anders geweest.
8.De brief aan de gemeenten over de sanering van de stukkenstroom is mij
bekend. Ik heb hem niet gemaakt. Voor zover ik weet heeft Enschede aan de
informatievoorziening in de richting van de inspectie vorm gegeven conform
de brief. Ik herinner mij dat ik wel eens een periodieke melding van
Enschede gezien heb.
9.Ik heb in de voorbije jaren wel contacten met Enschede gehad, ook over het
toezicht dat door Enschede werd uitgevoerd in algemene zin, bijvoorbeeld
naar aanleiding van de jaarverslagen VOGM en BUGM. Mijn contactpersoon was
daar Meijerink. Het contact was zowel mondeling als schriftelijk. Voor
zover ik weet is er nooit ambtelijk periodiek overleg met Enschede geweest
en werd er van de contacten met Enschede geen verslag gemaakt. Er zijn wel
schriftelijke adviezen aan Enschede uitgebracht over haar milieubeleid. Ik
heb die adviezen niet zelf gemaakt, maar ik heb ze wel gezien.
10.Voor zover ik weet heeft de regionale inspectie voor 13 mei over vuurwerk
en ontplofbare stoffen geen contacten onderhouden met de
Rijksverkeersinspectie, het bureau AMV/Milan van Defensie, de politie, de
brandweer, de provincie of de afdeling externe veiligheid van VROM. Met het
Milieubijstandsteam heb ik persoonlijk geen contact. Ik weet van het bestaan
en opsporingsambtenaren bij de inspectie Oost dragen er ook aan bij, maar
die zitten in een andere afdeling dan de mijne.
11.In het kader van de vergunningverlening kan de inspectie adviezen
uitbrengen over de aanvrage en de conceptbeschikking. Bij onze advisering
gaan wij uit van het Rijksbeleid zoals onder meer te vinden in de
Nederlandse emissierichtlijnen en de CPR-stukken; wij hanteren ook het
handboek Milieuvergunningen. Ik heb er nooit wat van gemerkt dat ik bij
advisering over een concrete aanvraag een beperking van hogerhand kreeg
opgelegd. Nadat de vergunning is verleend heeft de inspecteur een
beroepsrecht op de Raad van State. Al tien jaar of langer bestaat over de
uitoefening van het beroepsrecht de regeling dat voor het instellen van
beroep toestemming van de Minister van VROM nodig is. Als wij in beroep
willen gaan vragen we die toestemming ook altijd. Wij zijn zeer selectief
en overwegen alleen in beroep te gaan bij een behoorlijke doorkruising van
het Rijksbeleid. De
- 14 -requestnr 00.390
laatste jaren hebben wij niet vaak beroep ingesteld. De ervaring is dat het
instellen van beroep bijna altijd wordt toegestaan.
12.Ik ken het blad Handhaving en ik lees het ook. De naam Van Brandenburg
zegt mij niets. Na de ramp heb ik via de afdeling externe veiligheid van
VROM gehoord dat er iets is geweest over de opslag van vuurwerk in
rolcontainers. Ik was daar tevoren nooit bij betrokken geweest en wist daar
voor de ramp niets van.
13.De Post Seveso Richtlijn is mij op hoofdlijnen bekend. Het Besluit
risico's zware ongevallen is ter uitvoering van die richtlijn in een eerste
versie in 1988 tot stand gekomen. In 1999 is het ten gevolge van de Post
Seveso-II Richtlijn gewijzigd. Toen kwam er een groter aantal bedrijven
onder te vallen. Voor een categorie bedrijven dat boven een lage drempel
kwam werd een preventieplan voortaan verplicht. Naar aanleiding van die
wijziging heeft de regionale inspectie in het begin van 2000 in het
concept-werkplan voor 2001 een onderzoek op dit terrein opgenomen. We wilden
een inventarisatie doen naar de bedrijven die vanaf 1999 onder het besluit
vielen. Die bedrijven waren ons grotendeels bekend, maar er was een aantal
nieuwe bedrijven onder gekomen zoals grote vuurwerkopslagplaatsen. Die waren
ons niet bekend. Het onderzoek zou mede betrekking hebben op de inhoud van
de veiligheidsrapportages die door de bedrijven die boven een hoge drempel
uitkwamen zouden moeten worden ingeleverd. De uitvoering van dit werkplan
zal het komend jaar plaatsvinden, er is nog niets gebeurd. Ik merk op dat
bedrijven voor wie de rapportageplicht nieuw was pas drie jaar na de
inwerkingtreding van het besluit op 1 juli 1999 een
externe-veiligheidsrapport hoeven in te leveren. De bedrijven die boven de
lage drempel uitkwamen dienden per 1 juli 2000 een preventieplan in te
dienen. Na de ramp hebben medewerkers van de inspectie nagegaan of S.E.
Fireworks onder het Besluit risico's zware ongevallen viel. Zij hebben
geconstateerd dat dat bedrijf noch boven de hoge noch boven de lage drempel
kwam. Ik heb dat niet zelf nagegaan maar ik heb wel de rapportage gelezen.
14.U vraagt mij naar een stuk genaamd Feitenrapport en nadere beschouwing
vergunning en toezicht S.E. Fireworks Enschede. Dat is een uitgelekt
concept-rapport en geen openbaar stuk, dat is gemaakt door een team van de
inspectie Oost. Ik heb er een beperkt aantal onderdelen aan bijgedragen,
maar heb het niet geschreven. Het stuk is bestemd voor het totale onderzoek
dat door de Rijksinspecties wordt gemaakt. Ik heb wel de bijlage geschreven
die zich aan het eind bij het stuk bevindt. Ook dat stuk is niet openbaar.
15.Mij is niets bekend van een eventueel onderzoek van de
- 15 - requestnr 00.390
afdeling Externe Veiligheid over de ramp.
16.Voor zover ik weet heeft de inspectie zelden of nooit geadviseerd over de
aan te houden afstanden bij de opslag van vuurwerk. Ik zelf heb dat nooit
gedaan, ik heb dat ook nooit hoeven te doen want ik heb nooit geadviseerd
over vergunningaanvragen betreffende
vuurwerkopslagbedrijven.
17.Het begrip NATO-richtlijnen heb ik wel eens gehoord, maar het zegt mij
niets. Ik heb mij voor 13 mei nooit met de opslag van vuurwerk in
zeecontainers beziggehouden. Ik heb geen weet van enige mening van de
inspectie daarover.
18.Na de ramp heb ik wel wat over de ramp in Culemborg gehoord, maar
voordien heb ik daar beroepshalve nooit iets mee van doen gehad. Ik werkte
toen niet bij de inspectie voor Gelderland. In een breder kader heb ik er
nooit iets over vernomen. Ik heb er nooit iets van gehoord dat die ramp tot
beleidsaanpassingen zou moeten of kunnen leiden.
Op vragen van mr De Witte:
19.Vuurwerkbedrijven hebben van de inspectie uit eigen beweging geen
aandacht gekregen. Het zou gebeurd kunnen zijn dat gemeenten daarvoor in
bijzondere gevallen een
verzoek aan de inspectie hebben gedaan. mij is daar geen
voorbeeld van bekend.
20.Als een gemeente kennis draagt van substantiële overtreding van
vergunningvoorschriften wordt de inspectie daarvan niet op de hoogte
gesteld. Daar is geen wettelijke regeling voor en het is ook geen praktijk,
behoudens in gevallen waarin daarover specifieke afspraken zijn gemaakt. Dat
soort afspraken geldt voor de zogenaamde top-X bedrijven, waarbij wij ook de
vergunningverlening zelf actief toetsen. Daar hoorde tot 13 mei 2000 geen
enkel vuurwerkbedrijf bij.
21.Voor de vergunningverlening hebben wij de top-X bedrijven geselecteerd
aan de hand van de hoofdcriteria milieurelevantie, de emissie naar de lucht,
de externe veiligheid en het klachtenpatroon. De handhaving prioriteren wij
bedrijfstaksgewijs aan de hand van dezelfde criteria. Per bedrijfstak
verzamelen wij vervolgens informatie via het bevoegd gezag. Ook
steekproefsgewijs nemen wij bedrijfstakken onder de loep om een beeld te
krijgen.
Op vragen van mr Beer:
22.Het gespreksverslag dat zich in de besproken bijlage bij het
Feitenrapport bevindt, is mijn weergave van het gesprek met de medewerkers
van het bureau Milan. Het is
- 16 - requestnr 00.390
door hen nog niet geverifieerd. Buiten de in het stuk vermelde personen
hebben aan dat gesprek geen andere mensen deelgenomen. Het doel van het
gesprek was iets te weten te komen over de werkwijze van het bureau Milan
bij hun activiteiten ten aanzien van vuurwerkbedrijven. Het initiatief lag
bij mij in opdracht van de onderzoeksleider, de inspecteur Oost. Met de
uitkomsten van het onderzoek van de afdeling EV, dat is genoemd midden in
punt 1 van dat verslag, ben ik niet bekend. De door de gemeente in te
leveren kerngegevens bevatten inhoudelijk niets dan gegevens over de aard
van de activiteit. Ik neem aan dat gegevens over de brandwerendheid van
zeecontainers daar niet in zijn opgenomen.
23.Van het bestaan van het rapport AVIV (stuk nr 3) was ik voor de ramp op
de hoogte. maar ik had het tevoren niet ingezien. Voor de ramp was mij niet
bekend wat de provincie met het rapport deed. Voor de ramp heb ik met de
provincie Overijssel nooit gesproken over eventuele provinciale activiteiten
op het gebied van vuurwerk.
24.De inspectie heeft in het kader van het tweedelijns toezicht nooit
aandacht geschonken aan vuurwerkbedrijven. Als dat wel zou zijn gebeurd,
zouden daarbij ook de veiligheidsafstanden een rol hebben gespeeld.
25. Er zijn en waren regels over de termijn waarop stukken vernietigd
worden. Die regels zijn in het kader van het project sanering stukkenstroom
gewijzigd. De bewaartermijn is afhankelijk van de zwaarte van de inrichting.
Stukken terzake van lichtere categorieën werden ook voor 1998 direct
vernietigd. Ik weet niet tot welke categorie S.E. Fireworks werd gerekend.
Op vragen van mr Bouma:
26.Voor de ramp kende ik AMV/Milan alleen van naam. Ik kende op hoofdlijnen
de wettelijke taken van dat bureau, te weten een adviserende en een
toezichthoudende taak. Ik kende hun werkwijze totaal niet, voordat ik dat
bewuste gesprek met twee van hun medewerkers gehad heb.
Op vragen mr Van Wijk:
27.Van 1983 tot 1994 behoorden de gemeente Enschede en
inrichtingen daarbinnen tot mijn persoonlijke werkgebied.
Na 1994 was ik niet meer werkzaam op het terrein van het
gemeentelijke milieubeleid.
- 17 - requestnr 00.390
28.Tot mijn persoonlijk werkgebied behoorde niet de behandeling van de
vergunningverlening van S.E. Fireworks in 1997 en de behandeling van de
kerngegevens inzake de vergunning van 1999.
Na voorlezing volhard en getekend,
taxe: nihil
18 - requestnr 00.390
Hierna wordt de voorlopige enquête aan de zijde van verzoekers geschorst tot
15 januari 2001. Ingeval verzoekers op die datum geen verzoek hebben
ingediend tot het horen van verdere getuigen, dienen gerequestreerden
uiterlijk op 15 februari 2001 op te geven of zij getuigen in voorlopige
contra-enquête wensen te horen en, zo ja, welke. Indien zij geen getuigen
hebben opgegeven, wordt de voorlopige enquête gesloten.
WAARVAN PROCES-VERBAAL
Einde citaat.