de diepe kloof

0 views
Skip to first unread message

michael keuppens

unread,
Dec 1, 2009, 8:19:27 PM12/1/09
to New Mental Health Alliance, sven_r...@hotmail.com
Hoe om te gaan met de zogezegde contradictie tussen de evidence-based
en de anti-subject theorie?

Sven Roovers

unread,
Dec 7, 2009, 3:28:32 PM12/7/09
to New Mental Health Alliance
Ik geef een aanzet. Ik ben meer gewend 'nuchtere' exact
wetenschappelijke literatuur te schrijven, dus over sommige
psychoanalytiche principes begeef ik me op glad ijs. Maar ja, ik wil
daar ook eens op schaatsen.

Hoe wetenschappelijk is de GGZ bezig ?

Niet zomaar een vraag, maar waarschijnlijk een van de vragen waarmee
de psychiatrie en de psychologie mee voortdurend worstelen. Deze vraag
wordt de maatstaf om te kijken of 'we goed bezig zijn'. Meteen doemen
oude tegenstellingen zoals die tussen lichaam en geest of die tussen
subjectief en objectief. Het eigenaardige van deze volkomen
begrijpelijke vraag is dat ze veronderstelt dat wetenschap, hoe je die
ook definieert, het uitgangspunt moet zijn van waaruit de problemen
moeten worden aangepakt. Wetenschap veronderstelt zekerheden, hetgeen
we objectief kunnen waarnemen, we kunnen meten en dus zeker weten.

Hoe komt het toch dat 'de wetenschap' zo vreselijk in de knoei blijft
met deze vraag ?
Misschien kunnen ons de psychoanalytici uit de impasse helpen.

Psychoanalyse is geen wetenschap en kan zelfs geen wetenschap zijn in
de klassieke zin van het woord. Er is geen sprake van een
wetenschapper die de patiënt 'objectief' beschrijft. Integendeel, hij
laat de patiënt spreken en luistert hoe die over zichzelf spreekt. Ik
geef een analogie mee. Stel dat een psychoanalyticus het huis van
iemand wil beschrijven. Hij kijkt niet van buiten naar binnen en geeft
dan een beschrijving van wat die ziet maar hij gaat spreken met de
bewoner en laat hem aan het woord wat die ziet.

De consequentie is dat de 'zekere basis', zijn wetenschap, van die
beschrijving door de bewoner zelf wordt geleverd. Een andere bewoner
had misschien iets volledig anders verteld. Je kan terecht opmerken
dat de spreker zijn 'weten', vaak onbewust, bouwt op een leugen. Maar
wie zegt dat de wetenschapper zijn 'weten' niet op een illusie bouwt.
De wetenschapsgeschiedenis staat vol van -- achteraf gezien --
vergissingen of onvolkomenheden.

De psychoanalyse is hier op haar best. Ze is een spelbederver die ons
vaak doet inzien dat achter deze vraag de wens schuilgaat om zichzelf,
als wetenschapper, in stand te houden. Meteen tast de psychoanalyse de
autoriteit van de wetenschapper aan en niet, zoals soms verkeerdelijk
wordt voorgesteld, die van de wetenschappen. De wetenschappen zijn een
volkomen eerbare discipline om aan een behoefte te voldoen, maar wat
geeft de wetenschapper dan wel de autoriteit ? Maar als er geen
alwetende 'vader' mag zijn in de vorm van psychiaters en therapeuten
wat dan wel ?

Mensen die ogenschijnlijk onontwarbare problemen hebben maken er vaak
een open vraag waarvan zij hopen dat een ander in een soort vaderrol
die zal oplossen.

Eigenlijk mag de therapeut die vaderrol niet, of toch zeker niet
permanent, opnemen. Hij moet de vraag draaglijk maken. De therapeut
kan geen antwoord geven, want een antwoord zou dit verlangen
verdoezelen. Hij moet zelfs doen inzien dat degene die de vraag stelt
zelf de vraag ís. Een drager van een verlangen.

De psychoanalyse suggereert dus dat het antwoord op de vraag of de
psychiatrie wel wetenschappellijk bezig is, geen echte oplossing biedt
tot de problemen van de patiënt. De echte vraag is of ze op haar
wetenschappelijke autoriteit mag beroepen. En het antwoordt op die
vraag luidt NEEN.

Dit wil niet zeggen dat de psychiatrie en psychologie zich niet als
wetenschap mag ontwikkelen, maar ze moet haar plaats kennen. Ze mag
die zekerheden niet bewust of onbewust gebruiken om een
'schijnoplossing' (antwoord) voor een 'schijnprobleem' (vraag) te
geven. Voor sommige acute problemen kan de psychiatrie en psychologie
een verlichting geven en zijn ze dus niet 'waardeloos'. Ze moet zich
echter wel de vraag stellen of de hulpvraag wel het probleem
beschrijft. De wetenschapper kan dit niet zeker weten, maar zelfs de
patiënt kan dit niet zeker weten. Er kunnen dus dwaalwegen ingeslagen
zijn. Maar dat kun je niet op voorhand weten.

Ook de psychoanalyse moet haar plaats kennen. De psychiatrie als
wetenschap als continue plausibele antwoordenspuier, die zekerheden
construeert, niets meer en niets minder. De psychoanalyse als continue
kritische vragensteller die eventuele gevaarlijke zekerheden
deconstrueert, niets meer en niets minder.

En wat hou je dan nog over bij dit voortdurende evenwicht van opbouw
en afbraak van zekerheden ? Wel het is misschien geen wetenschap die
almachtig absolute antwoorden fabriceert, maar het kan in ieder geval
niet de functie van een 'dode vader' op zich nemen, want het is
voortdurend in leven. Nu net deze voortdurende opbouw en afbraak van
zekerheden maakt het leven mogelijk. Misschien is dit wel de
beschrijving van het leven zelf.

Reply all
Reply to author
Forward
0 new messages