Nederlands systeem kinderalimentatie leidt in praktijk tot
geestelijke
kindermishandeling
Het Nederlandse systeem van kinderalimentatie leidt in de praktijk
onbedoeld tot geestelijke kindermishandeling en in extreme gevallen
tot het parental alienation syndrom (PAS), doordat kinderen door de
verzorgende ouder worden ingezet (in het merendeel van de gevallen de
moeder) om de bezoekouder onder druk te zetten. De verzorgende ouder
houdt de kinderen angstvallig bij de bezoekouder weg uit angst, dat
er
mogelijk getornd zal gaan worden aan deze bron van inkomsten, te
weten
de kinderen. Dit geldt m.n. in die gevallen waarin de zorgouder over
weinig eigen middelen beschikt en de kinderalimentatie mede wordt
gebruikt om in de primaire levensbehoeften te voorzien (gas, water,
electra, huur, verzekeringen, voeding en kleding van de verzorgende
ouder).
Dit systeem wordt nog in de hand gewerkt doordat de bezoekouder
(doorgaans de vader) op geen enkele wijze invloed kan uitoefenen op
de
manier waarop door de zorgouder de kinderalimentatie wordt besteed,
met als gevolg dat, zeker bij de minder bedeelde gezinnen, de
kinderalimentatie verwordt tot een verkapte vorm van
partneralimentatie. Het systeem waarbij naar draagkracht door de
bezoekouder moet worden bijgedragen aan het onderhoud van de kinderen
die hij vervolgens ook nog vaak niet te zien krijgt, moet alleen al
omwille van het welzijn van de kinderen op de heling. Dat naar
draagkracht bijgedragen moet worden aan het behalen van normen die
dateren uit een periode die beide ouders achter zich hebben willen
laten, is een uit de bocht gevlogen en in zijn gevolgen slecht
doordacht systeem. Bedoeld als verdelende rechtvaardigheid is het in
de praktijk vaak een systeem ongerechtvaardigde verdeling. Een
werkelijk rechtvaardig systeem eist dat beide ouders gelijk bijdragen
aan de verzorging van de kinderen volgens objectief vastgestelde
normen.
Door de levensstandaard van het kind ten tijde van het huwelijk als
norm te nemen en vervolgens de ex partners naar draagkracht rechtens
op te leggen bij te dragen aan het realiseren van die norm en tot
overmaat van ramp de verzorgende ouder alleenheerseres te maken over
de realisering van die norm zonder enige toetsingsmogelijkheid door
de
bezoekouder maakt de kinderen tot inzet van een juridische en
feitelijke strijd die niet over de omgang van de ouders met de
kinderen gaat, maar die als een niveau dieper wordt gekeken over geld
gaat. Op het moment dat objectieve criteria worden vastgesteld m.b.t.
de kosten voor onderhoud en verzorging van de kinderen - het Nibud
kent dit soort normen - waaraan door beide ouders gelijkelijk wordt
bijgedragen vervalt een bron van strijd die de kinderen tot inzet
maakt van een gevecht om bestaansmiddelen.
Verder is het van belang dat beide ouders zeggenschap krijgen over de
besteding van de kinderalimentatie. Nu is dat in de praktijk soms
lastig uitvoerbaar, maar een jaarlijkse verantwoordingsplicht van de
ouder die de middelen beheert (de zorgouder) tegenover de
bezoekouder;
doorgaans is dat de ouder die middelen fourneert, zou ertoe leiden
dat
de middelen ook werkelijk worden besteed aan de kinderen en dat
degene
die de middelen fourneert meer betrokkenheid krijgt bij dit aspect
van
de verzorging. Als uit de jaarlijkse verantwoording (eenvoudige
boekhouding met overzicht van inkomsten en uitgaven) blijkt dat de
middelen niet of onvoldoende ten goede komen aan de kinderen, zou de
bezoekouder het recht moeten krijgen om bij de Kantonrechter -
analoog
aan het beheersbewind (?) - de bewindvoering over de middelen van de
verzorgende ouder over te nemen.
Als een van beide ouders over meer middelen beschikt is dat alleen
maar mooi. Doorgaans zal die ouder ook meer aan zijn kinderen willen
besteden. Wanneer dat niet het geval is, dan zullen de kinderen hem
of
haar daarop aanspreken, wanneer ze op een leeftijd zijn gekomen dat
ze
daartoe in staat zijn; aan deze vorm van toezicht behoeft geen
rechter
te pas te komen. Wanneer de meer bemiddelde ouder wel meer aan de
kinderen besteedt dan de andere ouder, dan komt dat ten goede aan de
kinderen en doet dat recht aan het feit dat er nu eenmaal verschillen
tussen beide ouders zijn. De angst die bestaat dat de meer bemiddelde
ouder het kind zou kunnen "omkopen" en aldus vervreemden van de
minder
bemiddelde ouder doet geen recht aan de beoordelingsgave van kinderen
en evenmin aan het feit dat kinderen hun ouders niet uitsluitend
waarderen aan de hand van de ter beschikking gestelde goederen. In
extreme gevallen zou als complement van de regeling waarbij
onderbesteding door de verzorgende ouder, overbesteding door de
bezoekouder door de verzorgende ouder kunnen worden voorgelegd aan de
Kantonrechter, die bij vonnis een maximum besteedbaar bedrag kan
vaststellen bovenop het geobjectiveerde basisbedrag; e.e.a.
bijvoorbeeld uit te drukken een maximum overschrijdingspercentage.
Ik maak me sterk dat een dergelijk systeem ertoe zal leiden dat veel
feitelijk en juridisch getouwtrek dat in naam wordt gevoerd om de
omgang met de kinderen, maar in werkelijkheid om geld gaat, met als
inzet geld, voorbij zal zijn, hetgeen diverse gunstige effecten
heeft.
De kinderen worden niet langer op oneigenlijke gronden in gijzeling
gehouden door een van de ouders en kunnen zich vrijelijk bewegen
tussen beide ouders, hetgeen erg veel geestelijk leed voor kinderen
en
bezoekouder zal voorkomen. Er komt meer toezicht op de besteding van
kinderalimentatie, hetgeen een garantie vormt voor het ook
daadwerkelijk besteden van die gelden aan de kinderen, hetgeen in het
huidige systeem zonder enige controle niet noodzakelijkerwijs het
geval behoeft te zijn. En ten slotte zal het rechtsbedrijf minder
zwaar belast worden met procedures die geld en tijdverslindend zijn
en
die uiteindelijk alleen erg veel verdriet bij de kinderen veroorzaken.